
DER
W & L Boeken Amsterdam
Oorspronkelijke titel Suffer the Children Uitgave
Coronet Books/Hodder and Stoughton © 1977 by John Saul
Vertaling
Maryancka van Peet
© Nederlandse uitgave 1983 by ECI, Vïanen
Omslagontwerp
Peter Coene
ISBN 90 6213 480 7
Proloog
Honderd jaar geleden
Die dag was de branding woeliger dan anders. Het geruis van bet water klonk ononderbroken op de achtergrond van de zomernamiddag. Hoog boven de zee was dezelfde wind die ook de golven veroorzaakte niet meer dan een streling die het gras beroerde waarin het kind speelde.
Het was een mooi meisje van ongeveer elf jaar, in een korenblauwe jurk die bij haar ogen kleurde, en met blond haar - dat in die tint die alleen bij kinderen voorkomt - over haar rug en schouders golfde terwijl ze zich vooroverboog om een van de kleine wezentjes die haar wereld bevolkten goed te bekijken. Ze tikte er voorzichtig tegenaan en trok haar vinger haastig terug toen ze het zachte tikje hoorde waarmee de kever de lucht insprong. Ze keek hoe hij op de grond terugviel, en voor hij in het gras weg kon kruipen tikte ze weer tegen hem aan. Weer klonk er een tikje en sprong hij de lucht in en viel terug op de grond. Ze glimlachte in zichzelf, pakte de kever op en stopte hem in haar zak. Ze kon door de dikke stof heen nog nèt het gespartel van het insekt voelen; de tikkende geluidjes werden volledig gedempt
Ze keek even in de richting van het huis dat zo'n honderd meter verderop stond, en daarna keek ze naar de weg die de heuvel afkronkelde en beneden uit het gezicht verdween. Ze verwachtte half een rijtuig te zien dat de heuvel opkwam, en haar moeder die het op de veranda stond op te wachten. Maar het was nog te vroeg, veel te vroeg. Ze vroeg zich af wat haar grootmoeder voor haar mee zou brengen. Ze hoopte dat het een huisdier zou zijn. Ze hield van dieren.
Haar aandacht werd afgeleid toen een windvlaag haar in het gezicht blies, en ze draaide zich om naar het bos dat de scheiding vormde tussen het veld en de hoge dijk bij de oceaan. Ze bleef een hele tijd naar het bos staren, alsof ze daar iets zag, iets dat bijna binnen haar gezichtsveld lag, maar dat net aan haar ogen ontsnapte. Ze had zin om het bos in te gaan, om tussen de bomen en varens te lopen, zodat ze uit het zicht van het huis achter zich zou verdwijnen. Ze wist dat dat niet mocht Ze wist dat ze uit het bos moest blijven, dat het daar gevaarlijk was. Maar toch zou het heerlijk zijn om tussen de bomen te dwalen...
Misschien ging ze daarom wel achter het konijn aan.
In het bos, verborgen door het gebladerte en de schaduwen van de bomen boven hem, zat een man naar het veld te staren. Zijn ogen lieten het kind geen moment los, dwaalden nooit af naar een ander punt of naar het huis dat aan de andere kant van het veld opdoemde. Het leek alsof hij in trance was; en een onderdeel van de omgeving, maar toch ook niet helemaal.
Hij bleef zwijgend toekijken hoe het kind haar blik eerst op het huis en vervolgens op de weg richtte en zich toen omdraaide om rechtstreeks zijn kant op te kijken. Een hele tijd lang leek ze hem op te nemen, leek ze in zijn ziel te kijken. Hij was bang dat ze zich om zou draaien en weg zou rennen. Zijn spieren spanden zich, zonder dat hij zich daar bewust van was, terwijl hij baar vanuit de duisternis aanstaarde. Toen ging dat moment voorbij. Het meisje draaide zich om en de man ontspande zich. Zijn hand greep naar de fles die naast hem tegen een rotsblok stond, en hij nam een lange teug.
Het was een klein konijn, en het kind wist dat het niet meer dan een paar maanden oud kon zijn. Hij zat haar vanonder een struik aan te gluren, alsof hij wist dat hij zichtbaar was maar hoopte dat niemand hem op zou merken. Hij bleef een hele tijd stil zitten toen het kind op hem afliep, maar toen ze hem tot op zo'n drie meter genaderd was begon zijn neus te trillen. Ze wist dat hij op het punt stond om weg te rennen. Maar als ze onbeweeglijk bleef staan zou hij zich misschien weer ontspannen en kon ze proberen nog een beetje dichterbij te komen. Ze wachtte tot zijn neus weer tot rust was gekomen en deed voorzichtig een stapje voorwaarts. Nog een stapje. De neus begon weer te trillen. Ze bleef staan. Het konijn ging op zijn achterpoten zitten en stak zijn oren omhoog. Het kind hield zich doodstil. Voorzichtig liet het konijn zich weer op vier poten zakken en legde de oren in de nek, alsof het helemaal in de struik wilde verdwijnen.
Het kind deed weer een stap naar voren en het konijn vluchtte weg. Van schrik maakte het kind ook een klein sprongetje, maar haar ogen lieten het konijn geen moment los.
Ze zag dat hij kreupel was.
Zijn ené achterpoot was veel zwakker dan de andere, zodat hij als hij sprong een beetje naar links afweek. Bovendien was hij niet snel.
Misschien kon ze iets voor hem doen.
Ze begon hem te volgen en probeerde hem zo dicht mogelijk te naderen, maar zag tot haar teleurstelling dat hij haar probeerde te ontwijken. Het konijn scheen niet te weten waar hij heen wilde, en bleef een hele tijd over het veld heen en weer huppen, terwijl hij zich dan onder de ene, dan onder de andere struik verschool.
Vanuit het bos zat de man naar de achtervolging te kijken, zijn ogen lieten het kind geen moment los. Zo af en toe zag hij een grijsachtige vlek in zijn ooghoek en hij besefte dat dat een konijn moest zijn. Maar dat deed er niet toe.
Het ging hem om het kind.
Hij zette de fles aan zijn mond tot hij leeg was.
Ineens leek het konijn een idee te hebben gekregen. Hij begon zich in de richting van het bos te bewegen, nog steeds niet in een rechte lijn, maar in een serie van naar links afwijkende sprongen die hem rechtstreeks naar de plek waar de man zat te wachten zouden voeren.
Het kind, dat alleen nog maar oog had voor het konijn, begon steeds harder achter het dier aan te lopen. Ze wist nu ongeveer wat het dier van plan was en kon zijn scheve sprongen moeiteloos volgen. Toen hij het bos insprong was ze tot op een meter van hem genaderd.
De man kwam met de fles in zijn opgeheven hand uit het struikgewas te voorschijn, de knokkels wit van de greep waarmee hij de flessenhals omklemd hield. Met kracht liet hij de fles neerkomen en sloeg het konijn de schedel in op het moment dat hij voor zijn voeten neerkwam. Hij richtte zich net op tijd op om het kind vanaf het lichte veld in de schaduw van het bos te zien stappen. De wind leek op te steken, en het geluid van de branding werd sterker.
Ze zag het konijn niet doodgaan.
In haar ogen waren het meer losstaande voorvallen:
Het konijn dat vanaf het veld het bos insprong.
Een gestalte die ineens voor haar opdoemde en die er een paar seconden geleden nog niet geweest was.
Een geluid, niet eens scherp, meer een soort dof geknars, en toen het konijn, het kleine dier dat ze had willen helpen, dat stuiptrekkend aan de voeten van de man lag.
Ze keek op om hem aan te kijken.
Zijn ogen waren met bloed doorlopen en hij had stoppels op zijn kin. De ogen, die misschien eens de schitterende blauwe kleur van een herfsthemel hadden gehad, stonden dof en zijn kleurloze, verwarde haren maakten hem bijna onherkenbaar. Er verscheen even iets van herkenning op het gezicht van het kind, maar dat verdween toen ze wilde gillen, omdat de man de fles had weggegooid en zijn handen naar haar uitstrekte.
Zijn ene hand gleed om haar kleine lichaam, en de hand waarmee hij de fles had vastgehouden bedekte haar mond voor daar een geluid aan kon ontsnappen. Haar tong raakte zijn hand aan en ze trok hem walgend terug toen ze de whisky proefde.
Hij tilde haar moeiteloos op en draaide zich om om haar dieper het bos in te dragen. Omdat ze tegenspartelde in zijn armen pakte hij haar steviger beet, en de hitte die zich in zijn lendenen begon te verspreiden had niets te maken met de alcohol in zijn bloed.
Hij deed het zwijgend.
Zwijgend zette hij haar op een kleine open plek neer, en zwijgend begon hij zijn riem los te maken.
Toen hij die los had, gebruikte hij hem om haar polsen vast te binden, en toen ze de stilte met haar gegil verbrak sloeg hij haar hard. Haar kreten stierven weg in gekreun en ze keek naar hem op met de angst van een in de val gelopen dier. De zon verdween achter een wolk.
Hij kleedde zich langzaam aan, haalde de riem van de polsen van het meisje en deed hem om zijn middel. Toen trok hij de gescheurde kleren van het kind zo goed mogelijk recht en tilde haar zo voorzichtig als hij kon op. Hij legde haar hoofd tegen zijn schouder en droeg haar zo het bos door. Toen was hij het bos weer uit en stond op de hoge dijk, waar hij het kind naar de zee uitstrekte, bijna alsof zij een offerande was.
Het begon te regenen.
Zo bleef hij heel lang staan, alsof hij op een of ander teken wachtte. Toen veranderde hij de positie van het kind in zijn armen, zodat hij één hand vrij zou hebben en begon naar beneden te klimmen. Zonder aarzeling zocht hij zijn weg tussen de rotsen door, en hij had zijn vrije hand alleen maar nodig om af en toe zijn evenwicht terug te vinden als hij op een losse steen had getrapt.
Toen hij nog zo'n vijftien meter boven de branding was, moest hij om een enorm rotsblok heen. Daarachter, vrijwel aan het oog onttrokken, werd de massieve rotsmuur onderbroken door een kleine opening. Hij schoof het slappe lichaam van het kind door de opening; daarna verdween hij zelf naar binnen.
De hemel scheen zich te openen toen hij alleen weer uit de opening in de rotswand te voorschijn kwam, en de wind sloeg regen en zeewater in zijn gezicht. Het water vermengde zich en hij proefde een vreemde bitterzoete smaak op zijn tong. Zonder nog één blik op de ingang van de grot te werpen begon hij weer omhoog te klimmen.
De rotsen waren door de regen glad geworden en de wind leek hem uit zijn evenwicht te willen brengen. Iedere keer als hij weggleed en hij zich vast moest grijpen begonnen zijn handen iets erger te bloeden, maar dat merkte hij niet. Hij voelde alleen maar de hardheid van de grond onder hem en het woeden van de elementen om hem heen.
Toen had hij de bovenkant van de rotswand bereikt en haastte hij zich naar het bos, alsof de zee omhoog zou rijzen en hem mee zou voeren als hij ook maar een seconde aarzelde. Toen het bos hem weer omsloot ontspande hij zich een beetje.
Hij liep nu vastberaden verder, langs de platgetreden plek waar hij nog maar zo kort geleden met het kind had gelegen, naar de plaats waar de lege fles lag die hij daar had neergegooid.
En het konijn.
Toen bleef hij staan en staarde neer op het doorweekte lijkje dat daar zo zielig en onbeweeglijk lag.
Hij pakte het op, hield het als een baby in zijn armen en begon over het veld in de richting van het huis daarachter te lopen.
Hij bleef geen moment stilstaan op het veld, bleef zelfs niet even staan kijken naar de plaats waar zij gespeeld had. In plaats daarvan hield hij zijn blik op het huis gericht, met dezelfde hypnotische concentratie waarmee hij eerder naar het kind had gekeken.
Hij verliet het veld, liep het gazon over en ging door de brede voordeur het huis binnen.
Er was niemand die naar hem keek toen hij het lichaam van het konijn door de gang naar de studeerkamer droeg, en het gaslicht wierp nog niet de schaduwen die hij vreesde.
Hij deed de deur van de studeerkamer achter zich dicht en ging toen in een stoel voor de haard zitten, met het dode konijn op zijn schoot.
Hij bleef daar een hele tijd zitten, voorovergebogen alsof hij warmte kon onttrekken aan de koude haard, terwijl zijn handen het natte vel van het konijn streelden. Af en toe keek hij op naar het portret van het mooie meisje in de korenblauwe jurk dat boven de schoorsteenmantel hing.
Hij hoorde niet dat het rijtuig aankwam, noch het geluid van de klopper die tegen de voordeur aanviel.
Hij hoorde niet dat er zacht op zijn deur werd geklopt, noch het lichte klikje waarmee de deur werd opengedaan, of de zachte voetstappen van het dienstmeisje dat zijn studeerkamer binnenkwam. Ze bleef geduldig bij zijn stoel staan tot hij haar uiteindelijk opmerkte.
'Ja?' Het woord klonk hem vreemd in de oren, alsof iemand anders het gezegd had.
'Het spijt me, meneer John,' zei het meisje zacht. 'Ik zoek juffrouw Beth. Haar grootmoeder heeft naar haar gevraagd.'
'Juffrouw Beth? Is ze niet ergens in huis? Ze was op het veld.'
'Nee, meneer,' antwoordde het meisje. 'Ze is nergens in huis te vinden. Ik dacht dat ze misschien...
Hij stak met een vermoeid gebaar zijn hand op. 'Nee,' zei hij. 'Ze is niet bij mij. Niet meer.'
Het dienstmeisje draaide zich om om weg te gaan, maar draaide toen weer terug.
'Meneer John?' Hij keek naar haar op. 'Wat heeft u daar op uw schoot?'
De man keek naar beneden en scheen zich voor het eerst bewust te zijn van het kleine beestje op zijn schoot
'Een konijn,' zei hij langzaam.
'Maar wat is ermee aan de hand?' vroeg het dienstmeisje.
'Het is dood,' zei hij. 'Het was zo onschuldig, en nu is het dood.'
Het meisje liep de kamer uit
Hij bleef daar nog een paar minuten zo zitten, daarna stond hij op. Voorzichtig legde hij het konijn op de stoel en toen wierp hij nogmaals een blik op het portret boven de schoorsteenmantel.
Hij liep de studeerkamer uit, deed de deur weer achter zich dicht en liep opnieuw de gang door.
Hij ging de voordeur uit, sloeg de hoek om en volgde het pad dat langs het huis liep.
Hij bleef het pad tot aan het einde volgen, toen liep hij verder over het landweggetje dat in het verlengde van het pad lag.
Aan het einde van het pad stak een steile rotswand hoog boven de zee uit.
Daar bleef hij even naar de zee staan kijken die ver beneden hem op de rotsen beukte, en zijn lippen bewogen zich zonder een geluid voort te
brengen. En de wind voerde een woord mee waarvan de klank in het lawaai van de branding verloren ging.
'Beth,' fluisterde hij. Hij herhaalde de naam nog eens, en zodra het geluid aan zijn lippen ontsnapt was wierp hij zich in de wachtende zee. Voor hem was het voorbij.
Deel een
Vijftien jaar geleden
Port Arbello lag veilig hoog op de rotsen die boven de oceaan uittorenden, en de bomen droegen hun uitbundige herfsttooi zo uitdagend dat het leek of ze de kaalheid die voor de deur stond wilden tarten. De wind die vanaf de Atlantische Oceaan landinwaarts blies maakte duidelijk dat de laatste mooie dagen bijna ten einde waren en Ray Norton kon de eerste tekenen van de winter in de lucht ruiken toen hij in de enige politieauto van het stadje Conger's Point Road opdraaide.
Ray was opgegroeid in Port Arbello en nu, hij was halverwege de vijftig, begon hij zich oud te voelen. Hij had zichzelf zien veranderen en ouder worden terwijl Port Arbello hetzelfde bleef. Hij probeerde zich te herinneren wat er sinds zijn geboorte in de stad veranderd was en merkte dat het zó weinig was dat het de moeite eigenlijk niet waard was.
Er was een nieuw motel, dat zijn best deed om eruit te zien of het er altijd al geweest was. Dat was natuurlijk niet zo, en terwijl hij erlangs reed vroeg Ray zich af wat ermee zou gebeuren als de verliezen uiteindelijk zo groot werden dat het niet meer draaiende te houden was. Misschien kon de stad het kopen en er een sociëteit van maken. De neonreclame eraf slopen en er een golfbaan aanleggen.
Toen herinnerde hij zich dat er al eerder pogingen waren ondernomen om een sociëteit op te richten, in ieder geval was er voor dat doel een gebouw bij de oude golfbaan neergezet. Daar was ook niets van terecht gekomen en het leegstaande gebouw stond nu langzaam te verkrotten en deed alleen nog maar dienst als schuilplaats voor het handjevol mensen dat nog steeds van de golfbaan gebruik maakte. Dat waren er niet meer dan dertig of veertig, en ze hadden al moeite genoeg om het geld bijeen te brengen om de baan te onderhouden.
Alles bij elkaar genomen was er buiten het motel (dat ook al weer vijftien jaar oud was) niet veel dat nieuw was in Port Arbello. Zo af en toe ging er een winkel in andere handen over, nu en dan werd er een huis te koop aangeboden, en eens in de zoveel tijd kwam er een nieuw gezin in de stad wonen. Over het algemeen echter bleef alles hetzelfde en gingen de huizen en de bedrijven over in de handen van de volgende generatie. De kleine boerenbedrijven bleven klein, en de kleine vissersvloot was groot genoeg om in het levensonderhoud van het groepje vissers te voorzien.
Dat was de manier waarop ze het wilden, besefte Ray. Ze waren ermee opgegroeid en eraan gewend geraakt Ze hadden geen behoefte om het te veranderen. Hij herinnerde zich dat een paar jaar geleden - hij wist niet meer zeker hoeveel het er waren, maar het moest vlak na de oorlog geweest zijn - een projectontwikkelaar een grote lap grond vlak buiten de stad had gekocht. Hij wilde van Port Arbello een toeristenplaats maken, vol vakantiehuisjes en zomergasten.
De stad had lucht gekregen van dat plan, en voor het eerst in zijn geschiedenis had Port Arbello snel gereageerd. Op één enkele bijeenkomst, waaraan iedereen behalve de boer die zijn land had verkocht zijn steun had verleend, had Port Arbello een bestemmingsplan aangenomen waarin voor dit soort projecten geen plaats was, en vervolgens het land geannexeerd. De ontwikkelaar was naar de rechtbank gestapt, maar Port Arbello trok aan het langste eind. Uiteindelijk bleek het onmogelijk voor de ontwikkelaar om zijn land te verkopen en de boer, al een paar honderdduizend dollar rijker, had het van hem teruggekocht en zich de modernste landbouwwerktuigen aangeschaft, waarmee hij op zesentachtigjarige leeftijd nog steeds tot zijn volle tevredenheid zijn land bewerkte. Ray moest grijnzen. Zo ging dat in Port Arbello.
Hij drukte op de claxon toen hij de oude boer voorbijreed, maar zwaaide niet. Dat was ook niet nodig, want de boer ging zo op in zijn werk dat hij niet eens opkeek. Maar Ray wist dat als hij de oude man de volgende keer in de stad zou tegenkomen, deze tegen de rand van zijn hoed zou tikken en zou zeggen: 'Leuk dat je een paar dagen geleden langsreed, Ray.' Zo ging dat ook in Port Arbello.
Ongeveer anderhalve kilometer buiten de stad maakte de Conger's Point Road een bocht naar links en liep een eind in de richting van de Point voor hij weer landinwaarts boog en verder naar het zuiden liep. Ray nam aan dat dit ook iets nieuws was, hoewel de weg al lang voor hij geboren werd voorbij Conger's Point was doorgetrokken. Maar in vroegere tijden, écht heel lang geleden, was de weg waarschijnlijk bij de voordeur van de Congers opgehouden, een rechtstreekse verbinding tussen het hart van de stad en het huis van zijn belangrijkste inwoners.
Hoewel de Congers niet de stichters van Port Arbello waren, had de familie zo lang boven aan de sociale ladder gestaan dat de inwoners het als vaststaand gegeven aannamen dat er niet veel in Port Arbello kon gebeuren zonder dat de Congers er hun goedkeuring aan hechtten. Het was ook een vast gegeven dat de Congers rijk waren. Misschien niet zo rijk als de Rockefellers en de Carnegies, maar ze kwamen er zo dicht bij in de buurt dat dat voor Port Arbello geen verschil maakte. Ze herinnerden zich nog steeds dat de spoorwegmaatschappij vroeger een spoorlijn naar Port Arbello had aangelegd om de admiraal de gelegenheid te geven van zijn privé-rijtuig gebruik te maken. Ze herinnerden zich ook nog dat vroeger op Conger's Point het aantal personeelsleden twee maal zo groot was als het aantal gezinsleden (en tot voor kort was het altijd een vrij grote familie geweest). Ze namen aan dat de Congers, die beschouwd werden als mensen met een goede smaak en een juist gevoel voor wat wel en wat niet kon, hun personeel niet zozeer hadden laten gaan omdat ze het zich niet langer konden veroorloven, maar omdat zo iets in deze tijd niet meer paste.
Ray Norton, die zelf aan Point Road woonde en samen met Jack Congers vader was opgegroeid, wist wel beter. Wat leeftijd betreft viel Ray tussen twee generaties Conger in en hij had het altijd een voorrecht gevonden dat hij met beide op vriendschappelijke voet stond, hoewel de oude Conger nu helaas overleden was. Ray was zeventien jaar jonger geweest dan Jack Congers vader, en was vijftien jaar ouder dan Jack. Dat, plus het feit dat hij een buurman en hoofd van de politie was, maakte dat hij op gelijke voet met de Congers omging. Hij was gelukkig met die positie. En hij was voorzichtig genoeg om die niet te ondermijnen door te praten over wat hij van de Congers wist
Hij verliet de weg en draaide de oprijlaan van de Congers op. Je kon het huis al zien voor je de oprijlaan opreed. Het was zelfs zo dat je het al kon zien vanaf het moment dat de weg het bos verliet dat aan de noordkant van de Point lag, en verder liep langs het veld dat het huis van het bos scheidde. Maar Ray zorgde er altijd voor niet naar het huis te kijken voor hij het begin van de oprijlaan had bereikt. Van daaraf kon hij het in zich opnemen, kon hij genieten van de prachtige ligging aan het eind van de laan en van de grote, strak belijnde veranda die hem tussen de dubbele rij eeuwenoude eiken langs de oprijlaan aanstaarde. Het was een vierkant, wit huis van bijna tweehonderd jaar oud, maar de eenvoudige rechte lijnen pasten heel goed bij de sombere, eenzame omgeving waarin het stond. Het zag er trots uit, alsof het de zee uitdaagde om omhoog te rijzen en het weg te vagen. Tot nu toe had de zee die uitdaging niet aangenomen en Ray Norton betwijfelde of dat ooit zou gebeuren.
Hij parkeerde de auto en liep over de veranda naar de grote eiken deur. Zoals altijd voelde hij de neiging om de antieke koperen klopper beet te pakken en die met een dreun op de deur te laten neerkomen, een geluid dat altijd beelden uit het verleden bij hem opriep. Maar zoals altijd weerstond hij die neiging en drukte op de knop die in de gang een melodieus geklingel teweeg zou brengen.
'Nieuwerwetse rommel,' mompelde hij in zichzelf.
Rose Conger deed zelf de deur open, en op haar gezicht brak een verheugde glimlach door toen ze Ray Norton zag staan.
'Ray! Als je op zoek bent naar Jack, moet je niet hier zijn. Hij is écht aan het werk de laatste tijd.'
'Hem zie ik straks nog wel,' zei Ray. 'Ik wil nu graag met jou praten. Heb je koffie?'
Rose deed een pas achteruit om hem erin te laten.
'Ik niet, maar ik weet zeker dat mevrouw Goodrich wél heeft. Ik zou niet weten wat we moesten beginnen als haar iets overkwam. Kom je zo maar even langs, of is er iets waar we serieus over moeten praten? Dat maakt verschil, weet je. Toen dit huis werd gebouwd waren er kamers voor allerlei soorten gesprekken. Zeg maar waar je zitten wilt'
'Wat denk je van de studeerkamer? Dat heb ik altijd een fijne kamer gevonden. Maar alleen als het haardvuur brandt.'
Rose glimlachte. 'Het is wel aangelegd, maar nog niet aangestoken. Dat kunnen we zo veranderen. Waarom steek jij de haard niet aan terwijl ik op zoek ga naar mevrouw Goodrich?' Zonder op een antwoord te wachten begon ze naar de achterkant van het huis te lopen, en terwijl Ray naar de studeerkamer doorliep, ging zij de keuken binnen.
Hij stak het vuur aan en ging daarna in de oude leren leunstoel aan de rechterkant van de haard zitten. Hij keek om zich heen en realiseerde zich hoe thuis hij zich hier altijd voelde. Vaak wenste hij dat het huis van hem was.
Toen Rose Conger binnenkwam zat Ray naar het portret boven de schoorsteenmantel te staren.
'Dat is nieuw, hè?' zei hij.
'Voor ons wel,' antwoordde Rose. 'Ik heb er geen idee van hoe oud het is. We hebben het een jaar geleden op zolder gevonden, maar zijn er pas vorige maand toe gekomen om het te laten schoonmaken.' Ze rilde even. 'Heb je enig idee hoeveel het kost om een schilderij te laten schoonmaken?'
'Ik heb geen voorouders die de moeite van het schoonmaken waard zijn. Wie was ze?'
'Ik heb geen flauw idee. Aan haar kleding te zien zou ik zeggen dat het portret ongeveer negentig jaar oud is. We komen er maar niet achter wie het geweest kan zijn. We kunnen niemand in de familiealbums vinden die er zo uitziet, of die er toen ze jong was zo uit zou hebben kunnen zien.'
Ray keek nog eens goed naar het schilderij. 'Nou, het is duidelijk op wie ze lijkt Ze lijkt op Elizabeth.'
Rose knikte. 'Ja, vind je niet? Ze heeft zeker Elizabeths ogen, en haar haar lijkt ook dezelfde tint te hebben. Maar ze ziet er twee of drie jaar jonger uit dan Elizabeth.'
Ze keken allebei naar het portret, en ze zaten er nog naar te kijken toen mevrouw Goodrich met hun koffie binnenkwam.
'Hoe kinderen in die kleren konden spelen,' zei ze, terwijl ze hun blik volgde, 'gaat mij boven mijn pet. Geen wonder dat ze toen zoveel personeel hadden. Het zou een meisje een hele week kosten om alleen maar de kleren van dat kind te wassen. En dat zonder machines.' Ze schudde haar hoofd. 'Ik kan alleen maar zeggen dat ik blij ben dat de tijden veranderd zijn.' Ze zette de koffie neer, knikte naar Ray en verliet de kamer.
'En als het aan haar lag,' zei Rose, terwijl ze de koffie inschonk, 'zouden Elizabeth en Sarah er voortdurend zo bijlopen. En ze zou zelf de kleren schoonhouden, zelfs al zou ze ze daarvoor op een rots moeten uitslaan. De tijden kunnen veranderen, maar mevrouw Goodrich niet.'
Ray grinnikte. 'Ik weet het Als ik niet beter wist zou ik zweren dat ze sinds mijn kinderjaren niets veranderd is. Ik heb me altijd afgevraagd of er ooit een meneer Goodrich geweest is.'
'Wie weet?' Rose haalde haar schouders op. 'Dat soort dingen vraag je domweg niet aan mevrouw Goodrich.' Ze ging tegenover Ray op de bank
zitten en nam een slokje koffie. 'En wat voert je hier zo midden op de dag heen? Zijn er geen boeven meer in Port Arbello?'
'Was het maar waar. Heb je het gehoord van Anne Forager?'
'Anne? Is er iets met haar gebeurd?'
'Dat weten we juist niet. Haar moeder belde ons vanmorgen in alle vroegte op. Anne is gisteravond blijkbaar laat thuis gekomen, veel later dan ze thuis behoorde te zijn en ze zag er verschrikkelijk uit. Haar jurk was gescheurd, ze zat onder de modder en ze had een paar schrammen.'
Rose werd bleek. 'Goeie God, Ray, wat is er met haar gebeurd?'
'Tot nu toe weten we dat nog niet precies. Ze zegt dat ze op weg van school naar huis was en dat er toen iets met haar gebeurd is. Maar ze wil niet zeggen wat. Ze zegt voortdurend dat ze het zich niet meer herinnert. Alles wat ze zich nog herinnert is dat ze van school naar huis liep, en toen ineens onder de modder over de Point Road naar de stad liep.'
'Hoe laat was dat?'
'Ze kwam omstreeks elf uur thuis.'
'Mijn God, Ray, wil je beweren dat haar ouders je niet hebben gewaarschuwd? Volgens mij is Anne Forager niet ouder dan zeven of acht jaar...'
'Ze is negen.'
'Goed, dan is ze negen! Je kunt erop rekenen dat als Sarah of zelfs Elizabeth zo laat nog niet thuis was gekomen, je al twee of drie uur naar haar op zoek was geweest.'
'Zo ben jij, Rose. Maar deze mensen zijn anders. Hier in de buurt gaat iedereen ervan uit dat er niets ergs kan gebeuren. Marty en Marge namen eenvoudigweg aan dat Anne bij een vriendinnetje was. Tot ze thuiskwam. Nu proberen we erachter te komen wat er gebeurd is.'
'Is ze al bij een dokter geweest?'
'Daar is ze nu. Ik hoor later op de middag wat hij te vertellen heeft. Wat ik van jou wil weten is of je gistermiddag thuis was.'
'Pas na half vijf, of vijf uur. Hoezo?'
'Ik hoopte dat je iets gezien zou hebben. Anne zegt dat ze van hieraf, of ergens hier in de buurt, naar de stad is terug gelopen. Te oordelen naar de modder is ze waarschijnlijk bij de dijk geweest.'
'Of bij de steengroeve.'
Ray fronste zijn voorhoofd. 'Natuurlijk. De steengroeve. Die had ik helemaal vergeten.'
'Kon ik dat maar,' zei Rose. 'Ik wou dat ik hem dicht kon gooien. Er komt nog eens een dag dat iemand daar een ongeluk krijgt, en wat Jack ook beweert, dat zal onze schuld zijn.'
'Ach, kom nou, Rose. Die oude steengroeve is daar al jaren en er is nog nooit iets ernstigs gebeurd. Bovendien kun je nergens in de stad zo goed vissen als daar. Als je hem dichtgooit krijg je het met de helft van de kinderen van Port Arbello aan de stok.'
'We zouden kunnen overwegen voor hen een zwembad aan te leggen en ze te laten vissen in de beek,' zei Rose ijzig.
'Nou, hoe het ook zij, we weten niet waar Anne geweest is. Ze kan bij de steengroeve geweest zijn, ze kan op de dijk geweest zijn, of ze kan ergens anders geweest zijn. Tot ze begint te praten komen we daar niet achter.'
'Als ze begint te praten,' zei Rose peinzend, en ze vroeg zich meteen af of het verstandig was geweest om deze gedachte onder woorden te brengen. Ze keek even naar Ray en zag medelijden in zijn ogen. Ach, ze waren oude vrienden en hij wist al lang welke last de Congers met zich meedroegen.
'Als?' vroeg Ray zacht
Rose haalde haar schouders op. 'Dat hoeft niet weet je. Als er iets met haar gebeurd is, iets dat ze zich niet wil herinneren, kan ze het domweg verdringen.'
'Ik kan me niet voorstellen wat daar de oorzaak van zou kunnen zijn,' zei Ray, 'tenzij de dokter ontdekt dat ze is aangerand. En eerlijk gezegd geloof ik niet dat ze is aangerand. Niet hier. Niet in Port Arbello.'
Rose glimlachte flauwtjes. 'Dat soort dingen gebeurt veel vaker dan men denkt'
Ray schudde zijn hoofd om zijn twijfel uit te drukken. 'Weet je wat ik denk? Volgens mij is Anne veel langer buiten gebleven dan ze mag en heeft ze een mooi verhaaltje verzonnen om haar verdiende straf te ontlopen. Als ze mijn kind was...'
'Maar dat is ze niet' wees Rose hem terecht.
Ray grinnikte. 'Nee, dat is waar. Ik ben het hoofd van de politie en ik moet mijn werk doen. Dat wilde je toch zeggen?'
'Dat klopt.' Rose glimlachte. 'Ik roep Elizabeth wel even. Misschien weet zij iets dat jij niet weet.'
Ze liep naar de deur van de studeerkamer en riep haar dochter. Ze schonk net een tweede kopje koffie voor hen beiden in toen Elizabeth Conger de kamer binnenkwam.
Ze was ongeveer dertien, maar had niets van de onhandigheid die de meeste kinderen op die leeftijd hebben. Ray merkte op dat de gelijkenis met het oude portret inderdaad opvallend groot was. Dezelfde ogen, hetzelfde zijdeachtige blonde haar, en, als ze haar haar ook los over haar schouders zou dragen, dezelfde gelaatstrekken. Elizabeth had een paardenstaart en pony, en het haar was nauwelijks te onderscheiden van haar huid die des te bleker leek door het ongelofelijk heldere blauw van haar ogen.
Achter Elizabeth kwam stilletjes een ander kind aan, Sarah. Ze was twee jaar jonger dan Elizabeth en vormde een vreemd contrast met het oudere meisje. Ze was donker, en haar ogen leken naar binnen gericht te zijn, alsof ze in een andere wereld leefde. Haar haar was kort en was net zo donker als Elizabeths haar blond was. En terwijl Elizabeth in een keurig gestreken minirokje en een bloesje met strookjes gekleed was, droeg Sarah een spijkerbroek en een geruit flanellen overhemd.
Elizabeth liep verder de kamer in en glimlachte naar Ray.
'Hallo, meneer Norton. Heeft u mijn moeder eindelijk te pakken? Ze heeft vast weer fout geparkeerd. Als u haar nu mee wilt nemen, kan ik wel aan mevrouw Goodrich vragen of ze een tas voor haar inpakt' Ze ging zitten terwijl haar moeder en Ray Norton in lachen uitbarstten.
'Jammer, Elizabeth,' zei Rose. 'Hij heeft geen enkel bewijs.' Daarna kwam er een serieuze klank in haar stem, en Elizabeths glimlach verdween toen haar gevraagd werd of ze de vorige middag Anne Forager in de buurt van het huis had gezien. Ze dacht lang na voor ze antwoordde. Toen ze uiteindelijk sprak klonk er een volwassenheid in haar stem door die niet bij haar leeftijd paste.
'Ik dacht het niet. Volgens mij heb ik Anne gisteren voor het laatst gezien toen ze in haar eentje naar Fulton Street liep. Ze was op weg naar huis, dacht ik.'
Ray knikte. 'Dat beweert Anne ook. Ze liep door Fulton Street, en van wat daarna gebeurd is, herinnert ze zich niets meer tot ze hier in de buurt was.'
'Hier?' vroeg Elizabeth.
'Anne zegt dat ze niet weet wat er gebeurd is. Maar ze zegt dat ze omstreeks elf uur langs Point Road naar huis liep.'
'Toen kan ik haar niet gezien hebben,' zei Elizabeth. 'Ik ga iedere avond om negen uur naar bed.'
'Goed,' zei Rose, terwijl ze opstond. 'Dat is het dan wel. Het spijt me, Ray, maar het ziet er niet naar uit dat we je kunnen helpen. Ik ben bang dat je hier voor niets naartoe bent gekomen.'
Ray kwam ook overeind en ze liepen met zijn vieren de gang door. Ray wachtte tot Elizabeth met haar zusje de trap op was gelopen en keek toen naar Rose. Zijn ogen stonden bezorgd en Rose gaf al antwoord voor hij zijn vraag kon stellen.
'Volgens mij gaat het beter met haar, Ray. Dat vind ik echt. Ze praat nog steeds niet, maar ik heb het idee dat ze wat levendiger is dan een jaar geleden.' Ineens klonk haar stem wat minder opgewekt. 'Natuurlijk, het is mogelijk dat ik mezelf voor de gek houd. Op school zeggen ze dat ze geen verandering zien, dat alles nog precies hetzelfde is. Maar aan de andere kant denkt Elizabeth ook dat het beter met haar gaat. En God weet dat Sarah meer tijd met Elizabeth doorbrengt dan met de rest van ons. Ik zou niet weten wat ik zonder haar moest beginnen. Eerlijk niet.'
Ze namen afscheid van elkaar, en Rose bleef op de veranda staan kijken tot Ray Point Road had bereikt Toen wendde ze haar blik af en staarde nadenkend over het veld naar de bossen die de dijk aan het gezicht onttrokken. Na een poosje ging ze weer naar binnen en liep de trap op om de kinderen op te zoeken.
Ze waren in de speelkamer en de deur stond open. Rose bleef even stilletjes op de gang staan en zag hoe Elizabeth geduldig een toren bouwde, die ze daarna weer opnieuw opbouwde omdat Sarah hem had omgegooid. Voor de zoveelste keer raakte Rose onder de indruk van Elizabeths geduld met haar vreemde jongere zusje.
Elizabeth keek glimlachend op toen haar moeder de kamer binnenkwam.
'Er komt nog een dag waarop die toren blijft staan,' zei ze. 'En op die dag vertel ik Sarah dat het tijd wordt voor een ander spelletje. Maar tot dat gebeurt bouw ik en gooit zij om.' Elizabeth merkte meteen de pijnlijke uitdrukking op die er op haar moeders gezicht verscheen, en probeerde haar gerust te stellen. 'Het kan me niet schelen, mam. Ik heb liever dat ze die torens omgooit dan dat ze helemaal niets doet.'
Rose merkte dat ze zich iets ontspande. Weer voelde ze een innige dankbaarheid tegenover Elizabeth in zich opwellen. Hardop zei ze: 'Elizabeth, jij komt toch nooit bij de dijk of in het bos, hè?'
'Natuurlijk niet, mam,' zei Elizabeth, zonder op te kijken van de nieuwe toren die ze voor Sarah aan het bouwen was. 'Je hebt me al verteld hoe gevaarlijk het daar is. Waarom zou ik er dan heengaan?'
Ze legde de laatste blok op zijn plaats en keek hoe Sarah haar arm uitstrekte om de toren om te gooien.
Met een automatisch gebaar verstelde Jack Conger zijn spiegel toen hij van Point Road de lange oprijlaan indraaide. Hij was een fractie van een seconde te laat en het licht van de ondergaande zon verblindde hem nog net even voor het zich als een onschuldige rechthoek in zijn schoot nestelde. Hij knipperde met zijn ogen en vervloekte voor de zoveelste maal de voorvader die deze oprijlaan zo nauwkeurig had laten aanleggen dat hij precies van oost naar west liep. Typerend voor New England, dacht hij. God, ze waren allemaal zo - hij zocht naar het juiste woord en vond het terwijl hij langs de oprijlaan naar zijn huis keek - rechtlijnig. Dat drukte het goed uit. Rechtlijnig. Een absoluut rechte oprijlaan die naar een absoluut onopgesmukt huis leidde. Hij vroeg zich alleen af wie van zijn voorouders zo frivool was geweest om de rechte lijnen van het huis te onderbreken met de brede veranda. Hij had altijd het gevoel gehad dat de veranda niet bij het huis paste, hoewel het het huis totaal aan warmte zou ontbreken als die er niet zou zijn. Jack parkeerde de auto voor het tot garage omgebouwde koetshuis en liep toen om het huis heen om de voordeur binnen te gaan. De Congers, zo was hem vanaf zijn geboorte bijgebracht, gebruikten altijd de voordeur. De zijdeur was voor kinderen, en de achterdeur voor het personeel en het afleveren van boodschappen. Jack wist dat het onzin was maar het was nu eenmaal de gewoonte, en bovendien was het zo ongeveer de laatste traditie die hij in stand kon houden. Tot aan het bittere eind de landheer, dacht hij toen hij de deur achter zich dichttrok.
Er wachtte geen butler op hem om zijn jas aan te nemen, en er liep ook geen dienstmeisje haastig de studeerkamer uit toen hij daar naar binnenging. Hij zou natuurlijk aan de oude bel kunnen trekken en aan mevrouw Goodrich om een drankje kunnen vragen, maar hij wist uit ervaring dat ze zou zeggen dat volwassen mannen hun eigen drankjes in kunnen schenken en dat de tijden veranderd waren. En vervolgens zou het avondeten een tikkeltje aangebrand zijn om hem eraan te herinneren dat hij buiten zijn boekje was gegaan. Hij schonk voor zichzelf een borrel in.
Hij zat net voor de haard de voor- en nadelen van het opstoken van het vuur af te wegen toen hij de voetstappen van zijn vrouw in de gang hoorde.
'Rose?' riep hij, bijna alsof hij hoopte dat ze het niet zou zijn. 'Ben jij het?'
Rose kwam de kamer binnen en liep naar haar man toe om hem een vluchtige kus te geven. Ze rook aan zijn glas.
'Mag ik er ook eentje?'
Jack fronste even zijn wenkbrauwen. 'Zo vroeg al?'
'Ik heb een vermoeiende dag achter de rug. Schenk jij in of moet ik het zelf doen?'
Jack glimlachte, maar het was geen spontane glimlach. 'Aangezien je geen grapjes hebt gemaakt in de trant van "jij hebt daar meer ervaring in", wil ik het wel voor je doen. Ben je niet vroeger thuis dan anders?' vroeg hij, terwijl hij naar de bar toeliep.
'Ik ben al vanaf de lunch thuis,' antwoordde Rose, die op de bank ging zitten. 'Ik hoefde vanmiddag alleen maar wat schrijfwerk te doen, en op kantoor was het veel te druk. Morgen krijg ik de verkoop van drie huizen rond en zijn we vijftienduizend dollar rijker. Zullen we daarop drinken?' Ze nam het glas van hem aan en hief het. 'Op het herstel van het Conger-fortuin.'
Jack hief ook zijn glas, hoewel niet van harte, en ging weer in zijn leunstoel zitten.
'Ik heb niet het idee dat je er erg enthousiast over bent,' zei Rose voorzichtig.
'Het fortuin van de Congers,' zei Jack, 'hoort, éls het al moet gebeuren, door een Conger te worden aangezuiverd. En niet door de vrouw van een Conger.'
'Het lijkt me niet dat we het daar nog eens over moeten hebben,' zei Rose kortaf. 'Ik heb vanmiddag bezoek gehad.'
'Is dat zo ongebruikelijk?'
Rose staarde haar man strak aan en moest zich inhouden om hier niet verder op in te gaan. Toen ze zeker wist dat ze zich weer in de hand had, zei ze: 'Jack, laten we geen ruzie maken. Laten we er een rustige, gezellige avond van maken, net zoals vroeger.'
Jack nam haar zorgvuldig op om te zien of hier niets achter zat. Na een poosje ontspande hij zijn schouders en liet hij zijn adem, waarvan hij niet beseft had dat hij hem had ingehouden, in een diepe zucht ontsnappen. En voor de eerste keer sinds ze de kamer was binnengekomen was zijn glimlach hartelijk.
'Het spijt me,' zei hij. 'Het lijkt wel of ik steeds achterdochtiger word. Wie is er op bezoek geweest? Het klonk alsof het belangrijk was.'
'Dat was het misschien ook wel. Ray Norton, en hij was hier in functie.'
'Ik vermoed dat het iets met Anne Forager te maken had. Klopt dat?' vroeg Jack.
'Hoe weet jij dat?'
'Liefje, je vergeet dat ik de enige krant in deze stad uitgeef. Ik moet toegeven dat het niet veel voorstelt, maar het blijft mijn krant. En vanwege die geweldig belangrijke positie gebeurt er niet veel in deze stad dat ik niet te horen krijg. De Port Arbello Courier mag dan geen belangrijke krant zijn, maar alle roddelpraatjes komen er wel terecht. Kortom, ik heb inderdaad het een en ander over Anne gehoord. En waarschijnlijk meer dan jij, aangezien mijn bronnen zich niet aan de feiten hoeven te houden. Wat wil je erover weten?'
'Wat er met haar gebeurd is,' zei Rose.
'Tja, dat maakt de zaak wat ingewikkelder,' zei hij somber. 'Op verschillende tijdstippen van de dag is mij gemeld dat Anne vermist is, vermoord is, verkracht is en onthoofd, wél verkracht is maar niet onthoofd, en wél onthoofd maar niet verkracht. Bovendien heb ik gehoord dat ze zwaar mishandeld is en nu tussen leven en dood zweeft. En ook dat ze een flink pak op haar donder verdiend heeft. Het ligt er maar aan naar wie je luistert. Het komt er waarschijnlijk op neer dat je er meer vanaf weet dan ik omdat jij met Ray gepraat hebt, en ik met de rest van de stad.' Hij dronk zijn glas leeg en stond op. 'Moet ik jouw glas bijvullen of heb je voorlopig genoeg?'
'Ik heb genoeg,' zei Rose. Ze bleef tegen Jack praten terwijl hij zijn tweede drankje inschonk. Ze zag dat het een dubbele was,maar besloot er niets van te zeggen. In plaats daarvan gaf ze hem een verslag van Ray Nortons bezoek die middag.
'Dat is het wel zo ongeveer,' besloot ze. 'Heeft Ray je vanmiddag niet opgezocht?' Jack schudde zijn hoofd. 'Wat vreemd. Ik kreeg duidelijk de indruk dat hij van plan was om hier vandaan rechtstreeks naar jouw kantoor te rijden.'
'Voor zover ik Ray ken,' merkte Jack droog op, 'is hij hier vandaan rechtstreeks naar de steengroeve gereden om er eens goed rond te neuzen. Waarschijnlijk uitgerust met een pijp en een vergrootglas. Had hij een geruite pet op?'
Rose moest ondanks alles grinniken. 'Jack, dat is niet aardig. Je weet best dat Ray zo niet is.'
'Hoe moet ik dat weten?' zei Jack schouderophalend. 'Ray heeft sinds hij in Port Arbello begon te werken nog geen echte zaak gehad. Ik wed dat hij eerder verheugd dan verontrust was dat er eindelijk iets gebeurde.'
'Helemaal niet. Hij was erg bezorgd. En waarom oordeel je zo hard over hem? Ik dacht dat jullie goede vrienden waren.'
'Ray en ik? Ik denk van wel. Maar we kennen ook eikaars beperkingen. Ik weet dat hij geen Sherlock Holmes is, en hij weet dat ik geen Horace Greeley ben. Maar toch vinden we het fijn om te doen alsof we dat wel zijn. Zo voelen we ons belangrijk.'
'En je vindt het nodig om je belangrijk te voelen?'
Jack was meteen op zijn hoede. 'Wat bedoel je daarmee?'
'Vergeet het maar,' zei Rose snel. 'Ik bedoelde er niets bijzonders mee. Wat denk je dat er echt met Anne Forager is gebeurd?'
'Met Anne? Waarschijnlijk niets. Ik ben geneigd om te geloven dat ze te lang is buiten gebleven en een goede smoes heeft verzonnen om haar straf te ontlopen. Zo zijn kinderen nu eenmaal.'
'De onze niet,' zei Rose kalm.
'Nee,' zei Jack. 'De onze niet.' Hij staarde even in zijn glas. 'Waar zijn ze eigenlijk?'
'Boven. Elizabeth speelt met Sarah. O, God, Jack, als er nu eens hetzelfde met Anne is gebeurd als met Sarah?'
Jack kromp ineen alsof hij een klap gekregen had.
'Dat is niet zo, Rose. Als er zo iets was gebeurd zou ze er helemaal geen woord over zeggen. Dan zou ze niet meer praten. Dan zou ze zitten... en naar de muren staren... alleen maar zitten.' Hij zweeg even, alsof het te pijnlijk was om verder te gaan. Toen dwong hij zichzelf om weer wat te zeggen.
'Ze móet beter worden. Volgend jaar gaat ze weer naar school...'
'Ze zit op school,' zei Rose zacht.
'Ik bedoel een gewone school. Daar hoort ze thuis. Niet dat andere ding.' De bittere klank in zijn stem leek tussen hen in te blijven hangen.
Rose beet op haar lip en probeerde de juiste woorden te vinden.
'Het is een goede school, Jack. Echt waar. En Sarah doet het daar goed. Je weet dat ze niet naar een gewone school kan. Denk je eens in wat er met haar zou gebeuren. Alleen de kinderen al...' Haar stem stierf weg.
'We zouden haar thuis moeten houden,' zei Jack. 'Ze hoort thuis, bij de mensen die van haar houden.'
Rose schudde haar hoofd. 'Ze heeft nu niet in de eerste plaats liefde nodig. Ze moet mensen om zich heen hebben die haar probleem begrijpen, die haar kunnen helpen. God weet dat ik daar zowel de tijd als de kennis niet voor heb.'
'Toch is die school niet geschikt voor haar,' hield Jack vol. 'Die is voor gekke en achterlijke kinderen. Niet voor Sarah. Niet voor mijn dochter. Ze moet met normale kinderen omgaan, kinderen zoals Elizabeth. Kijk eens hoe goed het met haar gaat als ze bij Elizabeth is...'
Rose knikte. 'Natuurlijk weet ik hoe goed het tussen haar en Elizabeth gaat. Maar denk je dat alle kinderen net als Elizabeth zijn? Hoeveel andere kinderen zouden zoveel geduld kunnen opbrengen? Kinderen kunnen wreed zijn, Jack. Wat denk je dat er met Sarah zou gebeuren als ze terugging naar een gewone school? Denk je dat ze allemaal net zo met haar zouden spelen als Elizabeth doet? Als je dat denkt ben je gek. Ze zouden haar plagen en haar uitlachen. Natuurlijk zouden ze met haar spelen, maar alleen maar omdat ze met haar kunnen sollen. Ze zou er alleen maar door achteruit gaan, Jack.'
Hij dronk zijn glas leeg en stond op om voor de derde keer in te schenken. Rose keek naar hem en een golf van medelijden spoelde door haar heen. Hij leek ineens zo onzeker van zichzelf, zo op zijn hoede, alsof hem ieder moment iets ergs kon overkomen. Toen hij de fles optilde om zijn glas vol te schenken zei ze weer iets tegen hem.
'Is dat nu echt nodig?'
'Nodig?" Jack keek haar over zijn schouder aan. 'Nee, het is niet echt nodig. Maar toch wil ik er nog een. Daar zit verschil tussen, weet je.'
Het gegil begon voor Rose antwoord kon geven. Jack bleef stokstijf staan en de drank liep over het glas heen terwijl de angstkreet het hele huis vulde. Hij leek erdoor aan de grond genageld te worden, en pas toen het gegil eindelijk was weggestorven kon hij de fles loslaten. Rose was al in de gang toen de fles op de vloer kapot viel en hoewel ze het waarschijnlijk wel hoorde kwam ze niet terug. Jack staarde even naar de rommel aan zijn voeten; toen rende ook hij de kamer uit.
Het afschuwelijke geluid kwam van de bovenverdieping. Rose en mevrouw Goodrich kwamen elkaar onder aan de trap tegen, en Rose gooide in haar haast de huishoudster bijna omver toen ze de trap opstormde. Mevrouw Goodrich herstelde zich en liep zo snel als haar leeftijd en reumatiek haar toestonden naar boven. Jack passeerde haar halverwege de trap.
'Wat is er aan de hand?' vroeg hij toen hij haar voorbij liep.
'Sarah,' hijgde mevrouw Goodrich. 'Het was de stem van juffrouw Sarah. In godsnaam, vlug!'
Jack was boven aan de trap toen hij zijn vrouw in de speelkamer zag verdwijnen. Toen hij de deur bereikte besefte hij dat, wat er ook aan de hand was geweest, het voorbij was.
Rose stond met een bijna verbijsterde uitdrukking op haar gezicht in de deuropening. Sarah zat ineengedoken in een hoek tegen de muur, met haar knieën tot onder haar kin opgetrokken en haar armen om zich heen geslagen. Ze had een lang, flanellen nachthemd aan dat in plooien om haar heen lag en haar extra bescherming leek te geven. Haar onnatuurlijk opengesperde ogen staarden met een lege blik voor zich uit en ze zat zachtjes te huilen.
Midden in de kamer zat Elizabeth met gesloten ogen in kleermakerszit op de vloer, met haar vingers op de wijzer van een Ouijabord. Ze scheen zich niet bewust te zijn van haar zusjes angst, alsof ze zelfs het doordringende gegil van even daarvoor niet gehoord had. Toen Jack de kamer binnenkwam deed Elizabeth haar ogen open en keek haar ouders glimlachend aan.
'Is er iets aan de hand?' vroeg ze.
'Aan de hand? Heb je het dan niet gehóórd?' vroeg Jack.
Het leek ineens tot haar door te dringen waar hij het over had. 'Bedoel je dat gegil?' vroeg ze.
Rose vermande zich. 'Elizabeth, wat is er gebeurd?'
'Eigenlijk niets,' antwoordde Elizabeth. 'We zaten gewoon met het Ouijabord té spelen.'
'Waar heb je...' begon Jack, maar Rose onderbrak hem.
'Dat doet er nu niet toe. Wat gebeurde er toen?'
'Helemaal niets, mam. We zaten met het Ouijabord te spelen, maar er gebeurde niet veel. En toen streek Cecil langs haar heen en begon ze te gillen.'
'Is dat alles?' vroeg Jack, terwijl het ongeloof in zijn stem doorklonk. 'Maar kijk dan eens naar haar. Ze is doodsbang.' Rose liep nu op Sarah af en het kleine meisje kroop nog verder in de hoek weg.
'Natuurlijk is ze doodsbang,' zei Rose. 'Als die kat onverwacht langs mij heen zou strijken, zou ik ook schrikken.'
'Maar die gil,' zei Jack.
'Ik neem aan dat dat klinkt alsof er iets ergs gebeurt,' gaf Elizabeth toe. 'Maar daar zul je aan moeten wennen.'
'Ze heeft gelijk,' zei Rose, die zich over Sarah heen boog. 'Sarah reageert niet zoals wij zouden reageren. Mevrouw Montgomery heeft me verteld dat we ons daar geen zorgen over hoeven maken. Het komt gewoon omdat Sarah op vrij weinig reageert, en als ze het dan een keer doet, reageert ze heel fel. Zou je er bijvoorbeeld ook zo'n drukte van maken als ik van Cecil schrok? Natuurlijk niet En dat moeten we met Sarah ook niet doen. Het is veel beter voor haar als we kalm blijven. Hoe meer drukte we erover maken, hoe banger ze wordt.'
'Kun je dat?' vroeg Jack. 'Kun jij eraan wennen dat ze zo is?'
'Aan dit soort gegil zal ik nooit wennen,' mompelde Rose terwijl ze Sarah in haar armen nam. Even leek Sarah terug te deinzen, maar toen, alsof ze ineens besefte dat het haar moeder was, sloeg ze haar armen om Roses hals en verborg haar gezicht tegen haar warme borst. Rose, die nu aan niets anders meer dacht dan het kalmeren van haar kind, droeg Sarah de kamer uit.
Jack stond nog steeds bij de deur en deed een stap opzij om zijn vrouw erlangs te laten. Hij maakte een gebaar alsof hij Sarah een troostend klopje wilde geven, maar Rose was de deur al uit voor hij daar aan toe was gekomen. Zijn hand bleef even onzeker in de lucht hangen, toen verdween hij in zijn broekzak. Hij keek naar het Ouijabord.
'Waar heb je dat ding vandaan?' vroeg hij.
Elizabeth keek op. 'Van zolder. Waar we dat oude schilderij ook hebben gevonden. Hoe oud denk je dat het is?'
'Niet zo oud. Misschien dertig, veertig jaar. Die dingen waren in de jaren twintig erg populair. Iedereen had er een, en iedereen gaf séances. Volgens mij hebben mijn ouders en hun vrienden ook wel eens met zo'n bord gespeeld. Misschien was het dit bord wel.'
'Zullen we het samen eens proberen?' vroeg Elizabeth. 'Misschien komen we erachter wie het meisje op het portret is.'
Jack keek haar glimlachend aan. 'Dat weten we al,' zei hij. 'Dat ben jij. Dezelfde ogen, hetzelfde haar. Alleen begrijp ik niet waarom je die jurk nooit meer draagt.'
'O, die is te oud,' zei Elizabeth, die met twinkelende ogen met het spelletje mee begon te doen. 'Ik heb hem al minstens honderd jaar. Er is eigenlijk niet veel meer van over.' Ze zuchtte. 'Ik denk dat ik hem maar eens weg moet gooien.'
'Niet doen. Ik heb niet genoeg geld om een nieuwe voor je te kopen. Misschien kan dat Ouijabord me vertellen waar al dat geld blijft.'
'Misschien wel,' zei Elizabeth met een hoopvolle klank in haar stem. 'Zullen we het proberen?'
Jack werd even in de verleiding gebracht Toen herinnerde hij zich Sarah en schudde zijn hoofd. 'Het lijkt me beter dat ik naar beneden ga om te kijken of ik je moeder met Sarah kan helpen.'
Elizabeth knikte. 'Best. Ik kom er ook zo aan.' Ze keek haar vader na toen hij de kamer uitliep en wierp vervolgens een blik op het Ouijabord. Toen herinnerde ze zich de kat.
'Cecil,' riep ze. 'Cecil? Waar ben je?' Ze hield zich een paar minuten stil om te luisteren, toen riep ze hem weer.
'Cecil? Ik vind je toch wel, dus je kunt maar beter meteen te voorschijn komen.'
Er klonk nergens een geluid dat verried waar de kat zich schuil hield en ze begon de kamer te doorzoeken. Uiteindelijk vond ze hem. Hij hing halverwege de vloer aan de raamkant in de gordijnen. Ze pakte een stoel om op te staan en begon de pootjes van de kat uit de dikke stof los te maken.
'Heeft Sarah je aan het schrikken gemaakt?' zei ze. 'Nou, je hebt haar eerst bang gemaakt. Als je niet wilt dat ze gilt moet je niet onverwacht tegen haar aanlopen. Maar je kon er niet veel aan doen, hè? Hoe kon je weten dat ze er zo van zou schrikken? Je wilde alleen maar een beetje aandacht. Laat nu dat gordijn dus maar los en kom met mij mee naar beneden. Toe nou, loslaten. Er is nu niets meer aan de hand.'
Ze maakte zijn laatste pootje los en stapte met de kat dicht tegen zich aan van de stoel. Ze liep met de kat naar het Ouijabord toe en ging weer in kleermakerszit zitten, met Cecil op haar schoot. Zo bleef ze hem een hele tijd zitten aaien en toespreken, net zo lang tot hij gekalmeerd was. Toen Cecil uiteindelijk zijn ogen dichtdeed en begon te spinnen hield ze op met aaien en legde ze haar vingers weer op de wijzer van het bord.
Een uur later kwam Elizabeth naar beneden voor het avondeten, met nog steeds de slapende Cecil in haar armen.
Ze zag hoe de maan achter de horizon vandaan kroop, zag de zilveren weg te voorschijn komen die over de zee naar de onderkant van de rots liep waarop, hoog boven de zee, hun huis stond. Ze bleef even staan luisteren, alsof ze verwachtte dat het doffe gedreun van de branding zou verminderen in het nieuwe licht van de volle maan. Maar het geluid nam niet af. Het einde van de zilveren weg verscheen, vlak bij de horizon, en ze vond het jammer dat de afstand tussen de maan en de weerkaatsing steeds groter werd. Terwijl de maan uit de zee omhoog klom leek ze te krimpen.
'Ze lijkt altijd kleiner te worden als ze omhoog klimt,' zei Rose, meer tegen zichzelf dan tegen Jack. Hij keek op van het boek waarin hij lag te lezen, en kroop naar één kant toen Rose naar het bed toeliep.
'Wie?'
'De maan. Ze lijkt altijd zo groot als ze opkomt, maar daarna wordt ze kleiner.'
'Gezichtsbedrog,' zei Jack. 'Het heeft iets te maken met de afstand tot de horizon.'
Ze kroop dicht tegen hem aan en probeerde te negeren dat hij zijn lichaam leek terug te trekken. 'Dat is typisch mijn Jack, zo nuchter als het maar kan. Kun je je niet inbeelden dat ze echt krimpt? Alsof iemand er-lucht uit laat ontsnappen?' Ze streek met haar hand door het haar op zijn borst en voelde de spieren net onder zijn huid rimpelen. Ze graaide naar het boek en trok het uit zijn handen. Hij draaide zich naar haar om en keek haar boos aan.
'Hé,' zei hij. 'Ik was aan het lezen.'
Ze grijnsde.
'Nu niet meer. Ik vind het stomvervelend als jij met je neus in een boek zit. Ik wil een spelletje doen.' Ze ging overeind zitten en legde het boek achter haar rug neer.
'O? Goed, dan doen we een spelletje. Je geeft me het boek terug vóór ik tot tien geteld heb.' Toen hij bij negen was stopte Rose het boek in het bovenstukje van haar nachthemd. Jack trok zijn wenkbrauwen op. 'Dat is dus het spelletje dat je wilt spelen.'
Rose ging in een verleidelijke pose op het bed liggen. 'Als je het hebben
wilt, moet je het maar pakken,' daagde ze hem met een ondeugende twinkeling in haar ogen uit.
Jack deed een uitval naar het boek en toen hij het bijna te pakken had gooide Rose het van zich af en sloeg haar arm om zijn hals. Zijn hand zat tussen hun lichamen gevangen en drukte tegen haar borst.
'Raak me aan, lieveling,' fluisterde ze in zijn oor. 'Alsjeblieft, streel me.' Jack aarzelde even en begon toen haar borst te strelen. Hij voelde hoe haar tepel onder zijn aanraking hard werd. Rose draaide haar gezicht naar hem toe en begon hem te kussen, terwijl ze haar tong zachtjes tussen zijn lippen bewoog in een poging naar binnen te dringen. Ze trok hem omlaag tot bij bovenop haar lag en haar handen begonnen zich over zijn rug te bewegen om hem te strelen. Even, heel even maar, dacht ze dat hij op haar liefkozingen in zou gaan. Toen ze voelde dat zijn lichaam verslapte, dat hij log en onbeweeglijk bovenop haar bleef liggen, zette ze haar nagels in zijn vlees en begon hem hard te krabben. Het deed Jack zo'n pijn dat hij snel van het bed afsprong.
'Sterf dan ook,' beet Rose hem toe. 'Loop naar de hel! En dat durft zich een man te noemen!' Haar ogen lachten nu niet meer, ze stonden zo verschrikkelijk woest dat Jack er bang van werd.
'Rose...' begon hij. Maar ze sprong zo plotseling van het bed af dat de woorden in zijn keel bleven steken, en ging aan de andere kant tegenover hem staan, het bed als een strijdperk tussen hen in.
'Op die manier hoef je geen "Rose" tegen me te zeggen, rotzak. Denk je dat ik daar op zit te wachten?'
'Het spijt me,' begon Jack weer.
'Dat zeg je altijd. Dat is het enige dat ik het afgelopen jaar van je gehoord heb. Weet je wel dat het al een jaar geleden is? Ik heb het bijgehouden!'
'Dat had je niet hoeven doen.'
'O nee? Waarom niet? Omdat je niet wilt weten dat het al een jaar geleden is dat je met je vrouw naar bed bent geweest? Omdat je niet wilt weten dat het al een jaar geleden is dat je je voor het laatst als een man hebt gedragen?'
'Zo is het wel genoeg, Rose,' zei Jack.
'Het is nog lang niet genoeg,' beet ze hem toe, terwijl ze steeds harder begon te praten. 'Het is niet genoeg vóór je hier overheen bent, wat er dan ook met je aan de hand mag zijn. Kijk eens naar me. Ben ik soms niet aantrekkelijk meer?' Ze trok haar nachthemd uit en ging naakt voor hem staan. Het bleke maanlicht dat door het raam naar binnen stroomde gaf haar stevige, volle borsten, haar smalle taille, haar ronde heupen en haar lange, slanke benen een bijna zilverachtige glans.
'Nou?' vroeg ze, terwijl Jack naar haar stond te staren. 'Wat vind je ervan? Zie ik er soms uit als een varken?' Jack schudde zwijgend zijn hoofd. 'Wat is er dan aan de hand? Wat is er met je gebeurd? Als het niet door mij komt moet het aan jou liggen. Wat is er met je aan de hand, Jack?'
Weer schudde hij zijn hoofd. 'Ik... ik kan het echt niet zeggen, Rose. Ik weet het zelf niet eens.'
'Zal ik het dan maar zeggen?' Haar stem klonk nu zo boosaardig dat hij ervan schrok. Hij deed een pas achteruit en liet zich daarna in een stoel vallen. Rose begon met fonkelende ogen door de kamer te ijsberen. Ze leek bij zichzelf te overleggen waarmee ze beginnen moest, en Jack probeerde te bedenken in welke richting ze de aanval zou gaan openen.
'Het komt door het geld, hè?' zei ze. Veilig, dacht hij. 'Je kunt er niet tegen dat er geen geld meer is, hè? Dat jij, de laatst Conger, moet werken, niet omdat je het leuk vindt, maar om brood op de plank te krijgen.' Ze keek hem doordringend aan, alsof ze verwachtte dat hij zich zou verdedigen, en daarna ging ze verder. 'Wanneer leer je nou eens dat dat er niet toe doet? Er is genoeg geld om de lasten van dit huis te betalen, hoewel ik bij God niet weet waarvoor we zo'n groot huis nodig hebben, en we verdienen samen genoeg om te kunnen kopen wat we nodig hebben. We zijn verdomme niet arm! En als we dat wél waren, wat dan nog? Je hoeft toch niet rijk te zijn om een man te zijn!'
Hij bleef zwijgen, omdat hij wist wat er nu ging komen. Rose stelde hem niet teleur.
'Of komt het door mij? Heb ik je op je ballen getrapt omdat ik meer verdien dan jij? Ik ben toevallig goed in mijn werk, Jack, en je zou trots op me moeten zijn. Maar zo ben je niet! O nee! Jij hebt het idee dat ik je mannelijkheid bedreig. Jezus, ik begin zo langzamerhand te begrijpen waar die feministes het over hebben. Je neemt het me kwalijk dat ik succes heb. Zal ik je eens wat vertellen? Wil je soms weten wat de voornaamste reden is geweest dat ik ben gaan werken? Ik verveelde me, Jack, ik verveelde me dóód.'
'Rose, we hebben het hier al eerder over gehad...'
'En we zullen het er nog wel eens over hebben.' Ineens was haar woede over en ze liet zich op het bed vallen. 'We zullen het erover hebben tot we precies hebben uitgezocht wat er aan de hand is.' Ze begon te huilen en sloeg haar handen voor haar ogen. 'Ik weet niet of ik er nog lang tegen kan, Jack. Echt niet. Het spijt me dat ik zei dat ik me verveelde. Dat was het niet. Ik voelde me gewoon gefrustreerd.' Ze keek hem aan, alsof ze hem wilde smeken haar te begrijpen. 'Jack, het is vreselijk om van een man te houden die niet van jou houdt.'
'Daar ligt het niet aan, Rose,' zei hij zacht. 'Ik hou erg veel van je. Dat heb ik altijd gedaan.'
Ze zuchtte. 'Je hebt een vreemde manier om dat te laten merken. Ik weet niet meer wat ik doen moet. Soms denk ik dat het beter zou zijn als ik ophield met werken. Maar daar is het nu te laat voor.' Ze glimlachte even. 'Weet je wat het nadeel van succes is? Het werkt verslavend. Je wilt steeds meer, en meer, en meer. En dat zal me lukken ook, Jack. Thuis vind ik totaal geen bevrediging meer, daarom zal ik het ergens anders moeten proberen.'
'Als het zo erg is,' zei Jack dof, 'waarom blijf je hier dan nog?'
Ze keek hem recht in de ogen, en in haar blik lag een hardheid besloten die hem bang maakte. 'Iemand zal de kinderen moeten beschermen,' zei ze langzaam. 'En aangezien jij daar niet voor in aanmerking komt, zal ik dat moeten zijn.'
De klap kwam zo snel dat ze geen tijd had om er iets tegen te doen. Hij sloeg haar hard met zijn vuist op haar wang, en er zat zoveel kracht achter dat ze languit op het bed neerviel. Maar ze gaf geen kik. In plaats daarvan raakte ze haar wang voorzichtig aan en bleef ze hem aankijken. 'In ieder geval ben ik bijna een gelijkwaardige partij,' zei ze zacht.
Hij keek eerst naar haar en vervolgens naar zijn hand, en het leek een eeuwigheid te duren voor hij besefte wat hij gedaan had. 'Mijn God,' fluisterde hij. Hij liep de badkamer in en liet het water stromen tot het koud was. Toen maakte hij een washandje nat en gaf het aan Rose om tegen haar gezicht te drukken.
'Dat had ik niet willen doen.'
'Nee?' Haar stem klonk onverschillig, alsof niets haar nog kon schelen. 'Ik heb het idee dat je wel vaker dingen doet die je niet had willen doen.'
'Dat is niet eerlijk, Rose.'
'Het leven is niet eerlijk, Jack. Laat me alleen.'
Hij stond op om de kamer uit te gaan. 'Misschien is het de vloek,' zei hij, terwijl hij zijn best deed om zijn stem luchtig te laten klinken. 'Misschien heeft die oude familievloek me eindelijk in zijn greep.'
'Misschien heeft die ons allebei wel in zijn greep,' zei Rose verdrietig. Ze keek hem na toen hij de slaapkamer uitliep en wilde hem terugroepen, wilde hem in haar armen nemen en zijn armen om zich heen voelen. Maar ze kon het niet opbrengen. Ze deed het licht uit, draaide op haar zij en probeerde te slapen.
Jack plofte in de studeerkamer in zijn stoel neer en nam een slok uit het glas dat hij in zijn hand hield. Hij staarde mistroostig naar buiten en keek naar het spel van het maanlicht en de schaduwen op de takken van de esdoorns, die de vlakte van het grasveld dat tot aan de rots achter het huis doorliep onderbraken. De rots zag er uitnodigend uit, maar Jack wist dat, wat er ook gebeurde als hij dronk, hij daar nooit de neiging toe voelde. Soms wou hij dat dat wel zo was.
Hij kon het zich nog steeds niet goed herinneren. Misschien zou hem dat ook nooit lukken, hij dronk zoveel dat zijn geheugen ongetwijfeld was aangetast door de alcohol.
Rose had gelijk; het was ongeveer een jaar geleden. Het was zondag geweest, en het moest iets langer dan een jaar geleden zijn, want de bladeren zaten nog rood en goud glanzend aan de bomen. Rose was weggegaan om golf te spelen - met wie? Hij kon het zich niet herinneren. Hij kon zich van die dag zoveel niet herinneren. Hij had gedronken, wat geen uitzondering was voor de zondag, en had 's middags het plan opgevat om te gaan wandelen. Met Sarah.
En daarna werd het onduidelijk. Ze waren het veld op gelopen en Sarah was voor hem uitgerend, terwijl ze hem toeriep dat hij wat harder moest lopen. Dat had hij niet gedaan en ze had hem opgewacht. Ze hadden ergens over gepraat op het veld, maar hij kon zich niet meer herinneren waarover. En toen had Sarah hem gevraagd of hij haar mee het bos in wilde nemen.
Er waren zoveel dingen in het bos die ze graag wilde zien, maar ze kwam er nooit. En ze waren samen het bos ingegaan.
Hij herinnerde zich dat hij haar het bos weer had uitgedragen, maar dat was alles.
Hij hoorde de klok slaan en keek naar de schaduwen die op het raam dansten. Het was een akelige dans, en hij wilde er eigenlijk niet naar kijken. Hij keek naar zijn glas en probeerde de kracht op te brengen om het niet bij te vullen.
Sarah sliep onrustig, want ze zat weer gevangen in de droom, zoals iedere nacht, iedere keer weer, zonder dat er ooit een eind aan kwam.
Ze was in een kamer, en het was een grote kamer. Buiten Sarah en haar speelgoed was er niets anders in die kamer. Maar ze had helemaal geen zin om daarmee te spelen. Toen kwam papa binnen, en daarna gingen ze samen naar buiten, het veld op. Ze rende voor hem uit en hield stil om naar een bloem te kijken. Er zat een mier op de bloem en ze plukte de bloem af om hem aan haar vader te laten zien. Maar ze wist dat de mier eraf zou vallen als ze met de bloem naar haar vader liep. Daarom riep ze hem.
'Papa! Opschieten!'
Maar hij schoot niet op en ze had op hem gewacht Toen hij eindelijk bij haar was waren de mier en de bloem weg. Ze waren door een windvlaag uit haar hand gewaaid, het bos in en ze wilde ze gaan zoeken.
'De bloem is in het bos, papa. Neem me mee, het bos in.'
En toen waren ze het bos in gegaan, en haar papa hield haar hand vast. Ze voelde zich veilig.
Ze waren vanuit het zonlicht op het veld in de diepe schaduw van het bos gestapt, en ze had haar vaders hand nog steviger vastgegrepen. Ze keek om zich heen, op zoek naar de bloem, en had een struik gezien. De bloem lag onder de struik. Ze wist zeker dat de bloem onder de struik zou liggen, en dat ze de mier daar ook zou vinden.
Ze trok haar vader naar de struik toe.
'Opschieten, papa, opschieten. We hebben ze bijna gevonden.'
En toen lag ze op haar buik onder de struik. De takken bleven in haar haar haken en de doornen maakten schrammen op haar huid. Toen voelde ze dat iets haar enkel beetgreep. Een bosrank. Het moest een bosrank zijn. Ze probeerde zich los te schudden, maar het ding greep haar enkel nog steviger beet en begon haar onder de struik vandaan te trekken. Ze had de bloem nog niet gevonden. Wacht! Daar was hij. Als ze er nu maar bij kon!
Maar ze kon er niet bij, en het ding trok haar onder de struik vandaan. Ze begon te roepen.
'Papa! Help me! Zorg dat het me loslaat, papa!'
Ze draaide zich om, en het ding was papa. Maar het was papa niet Het was iemand anders, en hij zag eruit als papa, maar het kon papa niet zijn. Niet deze man met die woeste blik. Deze man die haar zou gaan slaan.
Ze voelde de eerste klap en probeerde naar haar vader te roepen dat hij haar moest helpen, maar er kwam geen geluid uit haar keel. Haar vader zou haar helpen.
Haar vader sloeg haar.
Ze wilde dat haar vader de man van haar aftrok.
Ze wilde dat haar vader ophield haar te slaan.
Ze wilde haar vader.
Keer op keer werd de hand opgeheven, en toen kon Sarah niets meer horen. Ze zag hoe ze zelf geslagen werd, maar ze voelde geen pijn. Ze probeerde zich los te rukken, maar ze kon zich niet bewegen. Terwijl haar vader haar maar bleef slaan voelde ze zich zelf wegzakken. En toen was er alleen nog het grijs, het grijs waarin ze leefde, en in een verre hoek van dat grijs een meisje - een meisje met blond haar en blauwe ogen dat voor haar zou zorgen.
Elizabeth. Elizabeth wist wat er gebeurd was en zou voor haar zorgen. En terwijl het grijs zich om haar heen sloot, strekte ze haar handen uit naar Elizabeth.
Sarah werd wakker, en ze liet haar uitgestrekte handen langzaam zakken en sloeg ze om zichzelf heen. Toen ze weer insliep droomde ze dezelfde droom.
Elizabeth lag in haar bed naar het plafond te staren en keek hoe het maanlicht langzaam naar de verste muur toekroop. Ze luisterde naar de stilte.
Ze had haar best gedaan om niets te horen en had haar hoofd onder haar kussen gestopt toen haar ouders ruzie kregen. Maar de geluiden kwamen door de muren heen en onder de deur door op haar bed af, en ze luisterde. Ten slotte had ze haar vader de trap af horen lopen. Nu lag ze af te wachten en keek naar het maanlicht. Ze zou wachten tot ze hem weer de trap op hoorde komen, tot ze de slaapkamerdeur van haar ouders in het slot hoorde vallen. Daarna zou ze gaan slapen.
Wist haar moeder niet wat er die dag in het bos was gebeurd? Elizabeth wist dat ze het haar moeder kon vertellen, maar dat ze dat niet zou doen. Elizabeth wist dat ze niet hoorde te weten wat er gebeurd was. En ze wist ook dat ze het nooit zou kunnen vergeten.
Ze had hen het huis uit zien komen en had besloten om met hen mee te gaan. Ze had hen geroepen, maar de wind had haar woorden de verkeerde kant uitgeblazen en ze hadden haar niet gehoord. Dus was ze hen over het veld achterna gelopen. En daarna, toen ze ze bijna had ingehaald, had ze besloten om een spelletje met ze te spelen.
Ze was naar links gelopen, naar de weg toe, en was ongeveer vijftien meter van hen vandaan het bos ingegaan. Daarna was ze langzaam in hun richting gelopen, terwijl ze zich achter de bomen schuil hield. Op het laatste moment, als ze zo dichtbij was dat ze haar wel moesten zien, zou ze achter de bomen te voorschijn springen.
Ze hoorde een schuifelend geluid en toen ze vanachter de boom om een hoekje keek, zag ze Sarah onder een struik kruipen. Ze maakte van de gelegenheid gebruik om dichterbij te komen en zich achter een omgevallen boomstam te verbergen, vanwaar ze haar zusje tussen de omhoog stekende rottende wortels kon gadeslaan. Sarah was verder onder de struik gekropen, en Elizabeth dacht dat haar vader van plan was om achter haar aan te gaan.
Maar in plaats daarvan greep hij haar enkel en begon haar naar zich toe te trekken.
Ze hoorde Sarah iets roepen en zag haar vader zijn vuist opheffen. Plotseling rukte hij Sarah onder de struik vandaan en liet zijn vuist op haar neerkomen. Toen gilde Sarah en draaide zich om, om haar vader aan te kijken.
Elizabeth bleef achter de boomstam zitten en keek vreemd onaangedaan naar wat zich voor haar ogen afspeelde. Ze zag ineens niet meer haar vader en haar zusje, maar twee vreemden, een klein meisje en een man, en de man was bezig het kind te slaan. En dat leek Elizabeth totaal niet te raken. Ze bleef gewoon ineengedoken achter de boom zitten toekijken.
Toen Sarah ten slotte onbeweeglijk op de grond lag, zag Elizabeth haar vader overeind komen, en ze herkende hem nauwelijks. Er lag een lege blik in zijn ogen, en zijn zwarte haar, dat altijd zo keurig geborsteld was, hing in vochtige slierten om zijn gezicht. Hij keek verwilderd om zich heen en daarna keek hij naar het kind dat aan zijn voeten lag. Ze hoorde hoe een verscheurende snik aan zijn lichaam ontsnapte, en daarna zag ze hem Sarah oppakken en over het veld naar het huis dragen. Ze bleef onbeweeglijk zitten tot haar vader, nog steeds met haar zusje op zijn arm, door de voordeur was verdwenen. Toen stond ze op en liep langzaam naar de plek waar haar zusje had gelegen. Ze keek nog een keer in de richting van het huis, draaide zich om en begon door het bos naar de dijk te lopen.
Toen ze een uur later thuiskwam waren de dokters er en die namen Sarah mee. Haar vader was nergens te bekennen en haar moeder was hysterisch. Uiteindelijk werd ze opgemerkt door mevrouw Goodrich, die haar vroeg waar ze was geweest. Ze zei dat ze gewandeld had. Dat ze bij de steengroeve was geweest. Dat was het enige dat ze ooit over die middag gezegd had, en dat was het enige dat ze er ooit over zeggen zou.
Elizabeth bleef naar het plafond liggen staren, en toen ze veel later de deur van de slaapkamer van haar ouders hoorde dichtgaan, viel ze in slaap.
Jack lag in bed, maar hij sliep nog steeds niet Hij herinnerde zich de dingen die hij nog wél wist.
Hij herinnerde zich dat de dokters gekomen waren, en hij herinnerde zich dat ze Sarah in een ambulance hadden gelegd. Hij herinnerde zich dat Rose thuis was gekomen, en hij herinnerde zich dat iemand hem een spuitje had gegeven.
Sarah was per vliegtuig naar een ziekenhuis gebracht, een ziekenhuis dat ver genoeg van Port Arbello verwijderd lag om geheim te kunnen houden wat er met Sarah gebeurd was. Ze was daar drie maanden gebleven en haar dokters waren erin geslaagd om haar lichaam te genezen. Haar ribben waren geheeld en er zaten geen littekens meer op haar gezicht
Maar ze hadden haar geest niet kunnen genezen. Toen ze uit het ziekenhuis thuiskwam was ze veranderd. Ze was niet meer het vrolijke, ondeugende kind dat ze vroeger geweest was. Ze lachte niet meer, en rende niet langer door het huis. Ze schreeuwde niet meer, en ze speelde nooit meer op het veld.
Ze was stil. Ze sprak niet en ze lachte niet, en als ze zich bewoog, bewoog ze langzaam, alsof iets haar tegenhield.
Zo af en toe gilde ze.
Ze leek voor alles bang te zijn, maar ze leerde de aanwezigheid van haar moeder te verdragen. Ze werd nooit met haar vader alleen gelaten.
Ze reageerde alleen op Elizabeth. Ze was altijd in Elizabeths buurt te vinden, en als Elizabeth er niet was bleef ze rustig op haar zitten wachten. Maar dat gebeurde niet vaak.
Elizabeth was meestal bij haar. Alleen als ze naar school waren niet, maar verder bracht Elizabeth het grootste deel van haar tijd met Sarah door - ze las haar voor, praatte tegen haar, en scheen niet te merken dat Sarah nooit iets terug zei. Elizabeth speelde met Sarah en werd nooit ongeduldig als Sarah niet scheen te beseffen waar ze mee bezig waren. Ze vond altijd wel iets nieuws om Sarah af te leiden, zodat ze niet voortdurend bezig was met wat zich in haar hoofd afspeelde.
De dokters beweerden dat Sarah misschien eens zou genezen, maar ze konden niet zeggen wanneer dat zou zijn. Omdat ze niet precies wisten wat er met Sarah gebeurd was, en blijkbaar niemand hun dat kon vertellen, hadden ze er geen idee van hoe ze haar het beste konden behandelen. Maar ze waren ervan overtuigd dat Sarah zich eens zou herinneren wat er op die dag met haar gebeurd was, en dat ze die herinnering zou kunnen verwerken. Als dat gebeurde zou Sarah genezen. Maar tot die tijd konden ze Sarahs gedrag niet voorspellen. Schizofrenie, zeiden ze, was onvoorspelbaar.
Rose Conger zat aan de ontbijttafel en vroeg zich voor de twintigste keer af hoe haar man zoveel kon drinken zonder dat het sporen op zijn gezicht naliet.
Als hij wat minder verdiept was geweest in zijn ochtendblad zou Jack de geërgerde blik hebben opgemerkt waarmee Rose hem bestudeerde. Hij was veertig, maar zag er tien jaar jonger uit, en op zijn voorhoofd en wangen, waar toch lijnen zouden moeten zitten, was de huid glad en jeugdig, onaangetast door al die jaren van veel drinken. Het is niet eerlijk, dacht Rose. Iedere andere man zou een rood dooraderde neus hebben, en een bleke huid die hem een ongezond voorkomen gaf. Maar Jack niet.
'Hoe laat ben je naar bed gegaan?' vroeg ze.
Hij keek even van zijn krant op. 'Half twee, twee uur. Ik weet het niet precies.'
'Wil je nog koffie?'
Hij legde zijn krant weg en vertrok zijn gezicht in iets dat op een glimlach leek. 'Zie ik eruit alsof ik dat nodig heb?'
'Was het maar zo,' zei Rose bitter. 'Als het aan je gezicht te zien was zou je misschien wat minder drinken.'
'Kom nou, Rose, zullen we erover ophouden? De kinderen kunnen ieder ogenblik beneden komen.' Hij wierp een blik op zijn horloge, alsof dat gebaar de meisjes de kamer in zou brengen en hem het gesprek dat nu zeker zou volgen bespaard zou blijven.
'Dat duurt zeker nog tien minuten,' antwoordde Rose. 'Jack, gisteravond hebben we het er niet over gehad...'
'Gaan we het vanochtend over het drinken hebben? Waarom begin je 's avonds altijd over het geld en 's morgens over de drank? Waarom heb je het voor de afwisseling niet eens 's avonds over de drank en 's morgens over het geld? Misschien verzinnen we allebei dan ook eens andere argumenten.'
Rose staarde woedend naar haar bord en probeerde haar stem niet te verheffen. 'Ik denk dat ik de vage hoop heb dat als ik er 's avonds niets over zeg je ook niet zult drinken. Ik zou beter moeten weten, hè?'
'Ja,' zei Jack, 'dat zou je zeker.' Hij vouwde met veel geritsel de krant open en probeerde zich te concentreren. Hij las een alinea, en las hem nog
een keer toen hij besefte dat hij geen flauw idee had van wat erin stond. Hij was hem voor de derde keer aan het lezen toen Rose weer iets zei.
'Hoe lang kunnen we nog zo doorgaan?'
Hij legde de krant weg en keek haar over de tafel strak aan. Het duurde een hele tijd voor hij antwoord gaf, en toen klonk zijn stem hard.
'Wat bedoel je met "zo"? Als je bedoelt hoe lang het duurt voor ik hem voor jou weer omhoog kan krijgen, dan kan ik daar geen antwoord op geven. Als je bedoelt hoe lang het duurt voor ik stop met drinken, dan kan ik daar ook geen antwoord op geven. Als je bedoelt hoe lang het duurt voor je ophoudt met voortdurend aanmerkingen op me te maken, dan kan ik alleen maar zeggen dat dat aan jou ligt. Ik heb het vreemde gevoel dat ik op zal houden met drinken en weer zal gaan neuken als jij besluit de zaak te laten rusten en het me zelf laat uitzoeken. Ik heb die problemen niet voor niks, en al jouw gevit doet de zaak geen goed. Dus waarom Iaat je het niet met rust, Rose? Laat het toch eens met rust.' Hij stond op en liep de kamer uit, en Rose verbaasde zich over de warmte waarmee hij zijn dochters begroette voor hij het huis verliet. Hij sloeg ook niet met de deur toen hij wegging, en dat maakte haar ergernis alleen maar groter. Ze schonk nog een kop koffie voor zichzelf in, en probeerde even aardig als Jack te reageren toen de kinderen de kamer binnen kwamen.
'Jullie mogen kiezen vanmorgen,' zei ze. 'Mevrouw Goodrich zegt dat het haar niet uitmaakt of jullie wafels of flensjes willen.'
'Dan nemen we wafels,' zei Elizabeth. Ze gaf haar moeder een ochtendzoen en ging zitten. Sarah schoof haar vaders stoel om de tafel heen en ging naast Elizabeth zitten.
'Sarah? Wil je niet op je eigen plaatsje zitten?'
Het meisje gaf geen antwoord. Ze bleef rustig met haar handen in haar schoot zitten tot Elizabeth een glaasje sinaasappelsap voor haar had ingeschonken. Ze pakte het glas op, dronk het gehoorzaam leeg, en zette het weer neer. Ze legde haar hand weer in haar schoot. Rose zat ernaar te kijken en voelde zich hulpeloos.
'Sarah,' zei ze nog een keer. 'Weet je zeker dat je niet op je eigen stoel wilt zitten?'
Sarah draaide haar hoofd naar Rose toe en staarde haar even aan. Rose zocht tevergeefs in het kleine, donkere gezichtje naar een teken dat ze haar begrepen had. Je kon net zo goed proberen om de gevoelens van een masker te doorgronden. Na een poosje wendde Sarah haar gezicht weer af. Roses maag kromp ineen.
'Misschien heeft ze toch liever flensjes,' zei ze bedroefd. 'Maar hoe kom ik daar ooit achter?'
Elizabeth glimlachte haar moeder toe. 'Wafels zijn prima,' zei ze. 'Ze vindt ze lekker. Waarom is papa zo vroeg weggegaan?'
'Ik denk dat hij een hoop te doen heeft op kantoor,' antwoordde Rose afwezig, nog steeds naar haar jongste dochter kijkend. Ze had het gevoel dat ze iets moest doen, iets tegen Sarah moest zeggen, maar ze wist niet wat.
Ze voelde zich in de war. Haastig legde ze haar servet op tafel en stond op,
'Ik heb het zelf ook druk,' zei ze. 'Red je je alleen, Elizabeth?'
'Natuurlijk,' zei Elizabeth. 'Als ik weg moet voor het busje er is, zal ik Sarah dan bij mevrouw Goodrich brengen?'
'Als je denkt dat dat...' 'Kan' had ze willen zeggen, maar toen realiseerde ze zich dat zij de moeder was en niet Elizabeth, en ook al wist ze totaal niet wat ze met Sarah aan moest, dan nog was het haar plicht om als moeder te handelen. Het was niet goed om de mening van een dertienjarige te vragen, zelfs als die zo volwassen was als Elizabeth.
'Prima,' corrigeerde ze zichzelf. 'Ik ben in mijn kantoor. Kom me nog even gedag zeggen voor je weggaat.'
Ze maakte aanstalten de kamer uit te gaan, maar toen, in een impuls, boog ze zich over Sarah heen om haar een kus te geven. Sarah reageerde er niet op, en terwijl haar maag nog verder ineen leek te krimpen liep Rose de kamer uit Onderweg naar het kleine kamertje voor in het huis dat ze voor zichzelf als kantoor had ingericht, hoorde ze Elizabeth opgewekt tegen Sarah praten, zonder ooit op te houden om Sarah de kans te geven te antwoorden, zonder geïrriteerd te klinken omdat Sarah bleef zwijgen. 'Stom' was het woord dat zich aan haar opdrong, maar Rose kon het niet opbrengen om dat etiket op haar jongste dochter te plakken. Ze bande het onderwerp uit haar gedachten door zich op haar werk te concentreren.
Ze haalde de dossiers waaraan ze gistermiddag had zitten werken te voorschijn en begon haar cijfers te controleren. Ze ontdekte twee fouten en corrigeerde die. Ze was trots op het feit dat ze zoveel aandacht aan details schonk, en was steeds nauwkeuriger geworden. Vanaf de eerste dag dat ze in de makelaardij werkzaam was, had ze geen stuk ingeleverd dat niet perfect was, en ze wist dat de mannen op kantoor daar de pest over in hadden. Stilzwijgend was er een spelletje ontstaan dat door haar goedmoedig, maar door de anderen met een tikkeltje afgunst gespeeld werd, ze gaven Rose verkeerde getallen op om te kijken hoe lang het duurde voor ze ze ontdekte. Ze vermoedde dat ze een pot hadden ingesteld die uiteindelijk gewonnen zou worden door degene die haar op een fout betrapte. Ze was van plan om die pot te laten groeien tot ze het opgaven en hem óf verdeelden, óf de inhoud aan haar overhandigden. Ze was net klaar met de dossiers toen Elizabeth binnenkwam.
'Is het al zo laat?' zei ze.
'Ik heb voor schooltijd met Kathy Burton afgesproken. Sarah is bij mevrouw Goodrich in de keuken.'
'Kom je direct na school naar huis?'
'Dat doe ik toch altijd?'
Rose glimlachte haar dochter waarderend toe en spreidde haar armen. Elizabeth liep op haar moeder af en omhelsde haar.
'Je bent een geweldige steun voor me, weet je dat?' fluisterde ze.
Elizabeth knikte even en maakte zich toen los. 'Tot vanavond,' zei ze. Rose bleef naar haar kijken tot ze de deur achter zich had dichtgetrokken en draaide zich daarna om om door het raam te kijken. Even later hoorde
ze de voordeur open en weer dichtgaan, toen zag ze Elizabeth, nog bezig haar jas aan te trekken, de veranda afkomen en de richting van Point Road oplopen.
Rose verdiepte zich weer in haar werk. Ze nam haar lijst met cliënten door en koppelde ze in gedachten aan het huis dat haar geschikt voor hen leek. Ze had ontdekt dat ze er goed in was om het juiste huis voor de juiste mensen uit te zoeken, en begon zo langzamerhand een reputatie op dit gebied op te bouwen. Ze maakte er een gewoonte van om in ieder geval een paar uur met haar cliënten door te brengen, waarin ze over allerlei onderwerpen sprak, behalve over huizen. Op het moment dat ze dacht dat ze elkaar een beetje kenden haalde ze het huizenaanbod te voorschijn en liet ze dat rustig doorkijken. Uiteindelijk vertelde ze wat haar geschikt voor hen leek, en meestal had ze het bij het rechte eind. De laatste tijd kwamen er steeds meer mensen naar haar toe, niet zozeer om te kijken wat ze aan te bieden had, maar om haar om advies te vragen. Dat maakte haar werk een stuk gemakkelijker, en ze kreeg er steeds meer cliënten door.
Nog een jaar, dacht ze, en dan ben ik gediplomeerd. Kijk uit, Port Arbello, er komt weer een succesvolle Conger aan.
Ze merkte nauwelijks dat de kleine Ford die als schoolbus dienst deed was gearriveerd om Sarah mee te nemen naar White Oaks School, en ze keek pas van haar werk op toen er op haar deur werd geklopt.
'Kom binnen,' riep ze.
De deur ging open en mevrouw Goodrich, die het blijkbaar vervelend vond dat ze Rose moest lastig vallen, stak haar hoofd naar binnen.
'Het spijt me dat ik u moet storen,' zei ze met haar zware stem die diep uit haar enorme boezem leek te komen. 'Meneer Diller vraagt zich af of hij u even kan spreken. Ik heb hem verteld dat u druk bezig bent, maar ik moest het u toch vragen.' Uit haar toon viel op te maken dat, naar haar mening, meneer Diller ongeveer in de grond had moeten verdwijnen toen hij hoorde dat mevrouw Conger het druk had. Tenminste, als hij enig gevoel voor fatsoen had.
Rose onderdrukte een glimlach en deed haar best om zich te gedragen zoals mevrouw Goodrich blijkbaar van haar verwachtte. Toen ze pas in het huis van de Congers was komen wonen was ze doodsbenauwd voor mevrouw Goodrich geweest en dat was heel lang zo gebleven, omdat ze zich er pijnlijk van bewust was dat ze niet voldeed aan de maatstaven waarnaar mevrouw Goodrich haar beoordeelde. Maar ze was er uiteindelijk achtergekomen dat, wat ze ook deed, mevrouw Goodrich haar zag zoals mevrouw Goodrich haar wilde zien. En de laatste paar jaar had Rose gemerkt dat ze het best leuk vond om de rol van 'dame' te spelen. Dus stond ze om haar huishoudster een plezier te doen op, rechtte haar rug en probeerde uit de hoogte te klinken.
'Het is niet gebruikelijk dat hij om een onderhoud vraagt zonder een afspraak te hebben, klopt dat?'
Mevrouw Goodrich knikte heftig om dit te beamen.
'Maar ik neem aan dat het zinloos is om te proberen hem weg te sturen.'
Weer knikte mevrouw Goodrich uit alle macht
'Dan kunt u hem maar beter binnen laten komen.'
De deur ging dicht en ging even later weer open om George Diller binnen te laten. Meteen liet Rose haar aanmatigende houding varen en keek hem glimlachend aan. Hij was iets jonger dan zij en droeg een volle baard. Hij was onderwijzer op White Oaks School, maar omdat hij een bijzondere band scheen te hebben met de kinderen die hij lesgaf reed hij ook het busje waarmee ze iedere dag werden opgehaald en thuisgebracht. De school had het met andere chauffeurs geprobeerd, maar dat ging nooit zo goed als wanneer George Diller reed. Het leek wel alsof de kinderen zich bij hem beter gedroegen omdat ze hem vertrouwden.
'Wat was dat allemaal?' zei hij, terwijl hij over zijn schouder een blik op de deur wierp.
'Heb je het gehoord?' antwoordde Rose grinnikend.
'U klonk net als mijn tante Agatha in Boston. Zij zou een bediende hebben kunnen bevelen zich te doden zonder dat hij het zou durven weigeren. Gelukkig voor iedereen heeft ze dat nooit gedaan.'
'Mevrouw Goodrich zou vast dol zijn geweest op je tante Agatha. Ze is ervan overtuigd dat dat de manier is waarop een echte dame hoort te praten, dus doe ik mijn best voor haar. Eigenlijk vind ik het best wel leuk.'
'Ik werd er bijna bang van. Maar net niet genoeg om weg te gaan.'
'Gelukkig. Wil je koffie?'
'Geen tijd voor. Zo lang kunnen de kinderen niet wachten.'
Rose keek uit het raam en zag Sarah op de voorbank van het busje klimmen. Achter in de auto zaten zes of zeven kinderen naar buiten te kijken, en ze zag dat er al een paar tekenen van onrust begonnen te vertonen.
'Wat kan ik voor je doen?' vroeg Rose.
'Voor mij niets. Het gaat over Sarah. Er is niets ergs aan de hand, maar de staf zou graag zien dat u en meneer Conger langskwamen voor een gesprek.'
'O?' Rose had een bezorgde blik in haar ogen en George ging snel verder.
'Echt, er is niets aan de hand. Ik geloof dat ze Sarah's programma willen veranderen, maar dat ze daar eerst met u over willen praten.'
Rose knikte. 'Natuurlijk. Maakt het voor de school nog iets uit wanneer we komen?'
'Ik dacht het niet.' George haalde zijn schouders op. 'Het komt 's middags natuurlijk het beste uit, na schooltijd, maar we kunnen altijd tijd voor u vrijmaken.'
Rose wist dat dat klopte. White Oaks was een erg dure school, en ze deden hun best om het zowel de leerlingen als hun ouders zoveel mogelijk naar de zin te maken. Het gevolg van deze opstelling was dat ze zelden iets hoefden te doen dat hen niet gelegen kwam. De ouders, die er heel goed van doordrongen waren dat de school vrijwel alles voor hen over had, zorgden ervoor dat ze het hen niet te lastig maakten. Dus zocht Rose een middag uit waarop ze vrij was en pakte een potlood.
'Donderdag? Natuurlijk moet ik eerst met mijn man overleggen, maar ik denk dat hij zich wel vrij kan maken.'
'Prima,' zei George. 'Ongeveer vier uur?'
'Ik zal het meteen...' Rose brak af omdat ze aan de voorkant van het huis een geluid hoorde. Ze keek op en dacht even dat er niets aan de hand was. Toen zag ze het het busje bewoog.
'George!' riep ze uit. 'Het busje!'
Zonder ook maar één vraag te stellen rende George naar de deur. Die klemde en hij stond er even mee te worstelen. Rose staarde nog steeds naar buiten. Het busje ging langzaam vooruit maar het kreeg meer vaart toen het op de flauwe helling kwam die naar de garage leidde. Als het de garage raakte zou het zonder al te veel schade tot stilstand komen. Maar als het de garage miste...
Haar ogen bewogen zich over het grote grasveld. De weg naar de rots bij de zee was helemaal vrij.
'De deur,' riep George. 'Hij gaat niet open!'
'Naar beneden duwen,' beet Rose hem toe. 'Hij klemt aan de bovenkant.' Ze keek weer uit het raam, en het busje leek een flauwe bocht naar links te maken. Het zou de garage missen.
Ze hoorde George kreunen, en toen ze zich omdraaide zag ze dat hij nog steeds met de deur worstelde. Achter zich hoorde ze de angstkreten van de kinderen die begonnen te beseffen wat er aan de hand was.
'Ik doe het wel,' schreeuwde ze, terwijl ze hem opzij duwde en de deurknop vastgreep. Ze gaf een flinke ruk aan de deur terwijl ze hem omlaag drukte. Hij vloog open en George schoot naar buiten en rende naar de voordeur. Midden in de deuropening stond mevrouw Goodrich aan de grond genageld, met haar hand voor haar mond alsof ze een schreeuw moest onderdrukken. George duwde haar opzij, en ze zou zijn gevallen als Rose niet op tijd was geweest om haar op te vangen...
'Het geeft niet' snauwde mevrouw Goodrich. 'Ik ben niet belangrijk. Ga meneer Diller helpen.'
Maar het was duidelijk dat ze niets kon doen. Ze keek toe en zag George achter de steeds sneller wegglijdende bus aanrennen. Van waar zij stond leek het erop dat hij, zelfs als hij het busje in zou halen, niet kon voorkomen dat het van de rots af zou storten.
De bestuurdersdeur wapperde wild heen en weer toen George het busje inhaalde. Hij wierp zich op de bestuurdersplaats en greep met zijn linkerhand de handrem beet terwijl hij met de rechter het stuur omdraaide. De auto begon naar links te draaien en minderde vaart. Meer kon hij niet doen. Hij hield zijn adem in en wachtte af. Achter hem zaten de kinderen te gillen, op Sarah na, die rustig op de voorbank naar buiten zat te kijken.
Op een paar centimeter voor de rand kwam het busje tot stilstand. Als het portier niet open was geweest, dacht George - maar toen besefte hij dat het geen zin had om daar bij stil te staan. Hij zat achter het stuur en wachtte tot hij wat bedaard was. Tegen de tijd dat hij zover was dat hij de kinderen uit het busje kon helpen was Rose gearriveerd. Een voor een haalden ze de kinderen uit het busje en Rose nam ze mee naar het huis. Mevrouw Goodrich was meteen in de keuken verdwenen toen ze zag dat het busje niet naar beneden zou storten. Tegen de tijd dat de kinderen veilig in het huis zaten kwam ze te voorschijn met een kan warme chocolademelk. Rose liet de kinderen aan haar zorgen over en liep terug naar het busje. George was weer op de bestuurdersplaats gaan zitten en stond op het punt om het bij de afgrond vandaan te manoeuvreren.
'Voorzichtig,' waarschuwde Rose hem.
Terwijl Rose aanwijzingen gaf, reed hij het busje voorzichtig bij de rand vandaan en toen het er ver genoeg van verwijderd was keerde hij het. Rose stapte in en samen reden ze terug naar de oprijlaan. Toen hij parkeerde controleerde hij de handrem twee maal.
'Hoe kon dit gebeuren?' vroeg Rose toen ze het huis weer binnengingen.
George schudde zijn hoofd. 'Ik weet het niet Ik moet zijn vergeten hem op de rem te zetten. Maar ik weet zeker dat ik dat wél heb gedaan, dat doe ik automatisch.' Hij dacht nog even na en schudde nogmaals zijn hoofd. 'Ik kan het mezelf bijna zien doen, en toch moet ik het zijn vergeten.'
Een uur later, toen de kinderen weer gekalmeerd waren, nam George ze weer mee naar het busje. Als Rose al merkte dat George ervoor zorgde dat Sarah deze keer achterin zat, zei ze er niets van. Ze bleef op de veranda staan kijken tot hij de oprijlaan was afgereden. Toen keerde ze terug naar haar kantoor en probeerde zich op haar werk te concentreren. Dat was niet gemakkelijk.
George Diller reed op weg naar school zelfs nog voorzichtiger dan anders, en met één oog hield hij de achteruitkijkspiegel in de gaten. Maar hij keek niet naar de weg achter hem, hij keek naar de kinderen. En vooral naar Sarah Conger.
Ze zat op de achterbank, en toen ze over Point Road reden leek ze ergens naar uit te kijken. Toen herinnerde George het zich. Iedere morgen passeerde het busje Elizabeth Conger, op weg naar haar school in de stad. En iedere morgen zwaaide Elizabeth naar Sarah als het busje langsreed.
Maar deze morgen waren ze te laat. Er was niemand om naar Sarah te zwaaien.
Aan het einde van de dag zou mevrouw Montgomery aantekenen dat Sarah Conger veel moeilijker geweest was dan anders. Dat was weer iets waar ze met Sarah's ouders over moest praten.
Rose keek op haar horloge toen ze het huis verliet; ze had nog net genoeg tijd om bij Jacks kantoor langs te gaan zonder dat haar afspraak in gevaar kwam. Toen ze naar de garage liep zag ze de sporen van de banden op het grasveld, en weer liepen de rillingen haar over de rug bij de herinnering aan het busje dat naar de rots toe gleed. Ze vroeg zich af of ze Sarah vandaag niet beter thuis had kunnen houden, en voelde zich een beetje schuldig over de opluchting die ze gevoeld had toen George Diller haar had verzekerd dat het beter voor Sarah was om de dag verder normaal voort te zetten, alsof er niets gebeurd was. Ze nam zich voor om die avond wat extra aandacht aan haar te besteden.
Toen ze zo'n driehonderd meter gereden had kwam ze langs het oude huis van Barnes, en ze glimlachte even. Ze had het idee dat ze, als ze vanavond naar huis reed, het TE KOOP bordje dat nu al maanden aan het hek hing, weg kon halen. En dat is maar goed ook, dacht ze. Het staat al te lang leeg. Nog een paar maanden meer en het gaat er zo verschrikkelijk verlaten uitzien dat het voor geen enkele prijs meer aan de man te brengen is. Maar nu had ze het gevoel dat ze eindelijk de juiste mensen voor het huis had. Zonder er erg in te hebben gaf ze meer gas en zodra de auto vaart meerderde begon het depressieve gevoel waar ze de hele ochtend last van had gehad weg te zakken.
Ze zette de auto op de parkeerplaats achter de Port Arbello Realty Company, ging naar binnen en gooide haar tasje op haar bureau voor ze op weg ging naar de voordeur.
'U heeft over een kwartier een afspraak,' waarschuwde de receptioniste haar. Rose schonk haar een glimlach.
'Tijd genoeg. Ik loop alleen even naar de overkant om Jack gedag te zeggen.' Ze wist best dat ze net zo goed had kunnen bellen, maar ze wilde graag de illusie ophouden dat ze een toegewijde echtgenote was. In de zakenwereld van Port Arbello stonden goede huwelijken in hoog aanzien.
Toen ze het plein overstak wierp ze een snelle blik op de oude fabriek, die dreigend op de hoek naast het gerechtsgebouw stond. Nog een jaar, dacht ze, en dan zal ik een manier vinden om hem te kunnen kopen. Daarna hoefde ze alleen nog maar toestemming aan te vragen om haar plan te kunnen uitvoeren en er een winkelcentrum van te maken - geen centrum
dat zou concurreren niet de zaken die nu aan het plein lagen en zeker geen centrum met een groot warenhuis erin. Wat haar voor ogen stond was een aantal kleine winkeltjes - boetieks, eigenlijk, maar ze had een hekel aan dat woord - met een goed restaurant en een bar. Op die manier kon ze de waarde van het gebouw laten stijgen zonder de andere winkeliers een voet dwars te zetten. Ze zag al voor zich hoe het gebouw eruit zou zien als het was opgeknapt: gezandstraald, zodat de honderd jaar oude steen zijn laag vuil zou kwijtraken, witte verf voor het houtwerk, en verder nog een paar veranderingen aan de gevel zodat het gebouw een vriendelijke aanblik zou bieden. Nu leek het onverbiddelijk en uit de hoogte op het stadje neer te kijken.
Ze stak zonder op het verkeer te letten de straat over en liep het kantoor van de Courier binnen.
'Hallo, Sylvia.' Ze glimlachte. 'Is mijn man er?'
Jacks secretaresse glimlachte terug. 'Hij is er wel, maar hij gedraagt zich vandaag als een oude brombeer. Wat heb je vanochtend met hem uitgespookt?'
'Niets bijzonders,' zei Rose. 'Ik heb hem vastgebonden en een pak slaag gegeven. Natuurlijk gilt hij dan, maar eigenlijk vindt hij het heel lekker.' Zonder aan te kloppen liep Rose het kantoor van haar man binnen. Ze deed de deur achter zich dicht, liep naar zijn bureau toe en boog zich voorover om hem een hartelijke zoen te geven.
'Hallo lieveling,' zei ze, zonder dat het haar ontging dat de intercom aanstond. 'Ik hoor dat je in een rothumeur bent' Jack keek haar verbaasd aan en ze wees op de intercom op zijn bureau. Hij knikte en schakelde hem uit.
'Jij bent anders opgewekt genoeg,' zei hij zuur.
'Nu wel ja. Maar er was vanmorgen bijna een ramp gebeurd.' Ze vertelde hem wat er met het busje gebeurd was.
'Weet George zeker dat hij hem op de handrem heeft gezet?' zei Jack toen ze klaar was met haar verhaal.
Rose knikte. 'Maar hij moet zich vergissen. Anders is er maar één verklaring mogelijk: Sarah.' Jack leek van kleur te verschieten.
'En de school wil donderdag met ons over haar praten?' Hij maakte een aantekening op zijn bureauagenda.
'Niet over wat er vanmorgen gebeurd is,' zei Rose snel. 'Hoewel dat waarschijnlijk ook ter sprake zal komen. Mijn God, Jack, ze zouden allemaal verongelukt zijn. Niemand zou een kans gehad hebben.'
'En je denkt echt dat Sarah aan de handrem kan hebben gezeten?'
'Ik weet niet wat ik denken moet,' zei Rose onzeker. 'Ik geloof dat ik er maar liever niet over nadenk tot we met de school gepraat hebben.'
'Ik kan best de rest van de dag vrij nemen,' bood Jack aan. 'We zouden kunnen gaan golfen.'
Rose glimlachte, maar schudde haar hoofd. 'Als je dat wilt, ga je je gang maar. Ik kan niet. Ik heb een afspraak waar ik al bijna te laat voor ben en ik denk dat dit wel eens een goede dag voor me zou kunnen worden. Ik ga proberen het huis van Barnes te verkopen. Als dat me lukt, vrolijkt dat me meer op dan een partijtje golf.' Ze stond op. 'Op de een of andere manier ontspant mijn werk me.'
'Ik wou dat ik dat kon zeggen,' antwoordde Jack. Hij bleef zitten en Rose voelde een lichte boosheid in zich opkomen omdat hij het spelletje niet met haar mee wilde spelen. 'Stuur Sylvia naar me toe, wil je?'
Rose wilde iets zeggen, maar bedacht zich. Zwijgend liep ze zijn kantoor uit, en ze moest zich dwingen om ter wille van Sylvia Bannister vrolijk te kijken.
'Hij is inderdaad net een oude brombeer,' zei ze tegen Sylvia. 'En hij wil dat je in zijn kooi komt Ik moet er snel vandoor.' Zonder op een antwoord van de secretaresse te wachten liep Rose het gebouw uit en het plein over. Tegen de tijd dat ze haar eigen kantoor had bereikt, had ze haar privé-leven naar de achtergrond gedrongen en was ze in staat haar cliënten te begroeten alsof er niets aan de hand was.
'Dat is het zo ongeveer,' zei Rose een paar uur later. 'Naar mijn mening zijn dit de enige drie huizen in Port Arbello die in de buurt komen van wat u voor ogen hebt. Ik kan u er natuurlijk meer laten zien, maar daarmee zou ik alleen maar uw tijd verspillen. Waarom beginnen we niet met deze twee, en bewaren we deze voor het laatst.' Ze pakte de map van het huis van Barnes, schoof hem onder de andere twee en kwam overeind.
'Is uw auto groot genoeg, of zullen we achter u aanrijden?' vroeg Carl Stevens.
'Laten we de mijne maar nemen. Op die manier kan ik u onderweg over de stad vertellen. Als u de roddels wilt weten moet u met mijn man praten. Ik woon hier nog maar twintig jaar, en de mensen vertrouwen me nog niet helemaal.'
Barbara Stevens keek haar glimlachend aan. 'Daarom ben ik zo dol op dit soort stadjes. Als je hier niet geboren bent laten ze je met rust En je kunt niet schilderen als mensen je niet met rust laten.'
Ze verlieten het kantoor en Rose hield haar belofte en wees ze onderweg op de belangrijkste dingen in de stad. Het was niet waar dat ze de roddels niet kende; iedere keer als ze een huis verkopen moest gaven de eigenaren haar de volledige geschiedenis van het betreffende huis en zijn directe omgeving. Rose wist wie met wie naar bed was geweest, wie er gek was geworden, en wie er 'rare dingen' had gedaan in ieder deel van Port Arbello gedurende de laatste vijftig jaar. Maar dat soort informatie gaf ze nooit aan haar cliënten door. Ze hield het zakelijk. Terwijl andere makelaars het huis aanwezen waarin ze de oude meneer Crockett aan de hanebalken bungelend hadden aangetroffen, wees Rose op het feit dat de school maar twee blokken verder lag dan het huis dat ze liet zien. Als gevolg daarvan verkocht ze meer.
Ze leidde het echtpaar Stevens snel rond in de eerste twee huizen die ze op haar lijst had staan. Ze hielden zich op de vlakte, en Rose deed niet echt haar best om de huizen aan te prijzen. Daarna draaide ze Conger's Point Road op.
'Familie?' vroeg Carl Stevens toen hij het bordje zag.
'Wij zijn de laatste Congers,' zei Rose. Ze deed haar best om het niet uit de hoogte te laten klinken, en dat lukte haar ook. 'Binnenkort zullen er geen Congers meer aan de Conger's Point Road wonen, tenzij ik erin slaag een zoon te produceren.'
'Het lijkt me geweldig om aan een weg te wonen die naar je genoemd is,' zei Barbara.
Rose knikte. 'Ik moet bekennen dat ik het ook best leuk vind. Voor zover ik begrepen heb was deze weg zo ongeveer een privé-weg voor de familie. Vrijwel alles tussen de stad en de Point was eigendom van mijn mans familie. Maar dat was honderd jaar geleden. Nu staan er al jaren huizen. We wonen nog steeds bij de Point, maar de weg loopt nu door. Het is bijna symbolisch. Vroeger hield de weg bij ons huis op, maar nu loopt hij gewoon verder.'
'U had filosoof moeten worden,' zei Carl. 'Aan welke kant van de Point ligt het huis dat we nu gaan bekijken?'
'Nog net aan deze kant. Het is trouwens zo dat we buren worden als ik het aan u verkoop. Maar maakt u zich geen zorgen, de huizen staan zo'n driehonderd meter van elkaar vandaan, en er ligt een bos, een veld en water tussenin. Het huis van Barnes ligt op het vasteland; wij wonen helemaal aan het einde van de landtong. Hier is het,' besloot ze. Ze remde af en reed de lange oprijlaan die naar het huis voerde op. Ze hoorde hoe Barbara haar adem inhield, en vroeg zich af hoe lang ze over hun beslissing zouden doen.
'Mijn God,' zei Carl. 'Hoe groot is het wel niet?'
'Het lijkt groter dan het is,' zei Rose. 'Het is een vreemd huis, maar ik denk dat het jullie zal bevallen. Bovendien kan het natuurlijk altijd verbouwd worden. Zodra ik het zag dacht ik dat het echt iets voor een architect zou zijn. Niemand anders zou het leefbaar kunnen maken.'
'Wat is er dan mis mee?' vroeg Barbara.
'Eigenlijk niets,' zei Rose. Ze parkeerde de auto voor het huis en wees op iets dat eruit zag als twee lange, overdekte galerijen, de een boven de ander, die over de hele lengte van het huis liepen. 'Ziet u dat?'
'Zeg maar niets meer,' zei Carl. 'Ik kan het denk ik raden. Je komt de voordeur binnen, en er loopt een gang door het hele huis heen. Aan iedere kant van de gang is er een trap, en die twee trappen komen boven de voordeur samen. En daarvandaan loopt er in beide richtingen een gang, over de hele lengte van het huis dus.'
Rose knikte. 'Dat klopt precies. En beneden is er ook nog zo'n gang over de lengte van het huis. Het huis doet een beetje denken aan een trein met allemaal afgesloten coupés. Iedere kamer heeft één deur, die op de gang uitkomt Je hebt een prachtig uitzicht op de oceaan, maar alleen vanaf één kant van het huis. En ik heb totaal geen idee wat ik met dit huis aanmoet. Dat is een van de redenen waarom ik jullie hiermee naar toe heb genomen.
Zelfs als jullie het niet kopen, kunnen jullie me misschien een idee geven hoe een eventuele volgende koper het zou kunnen veranderen.'
Ze gingen het huis binnen en bekeken het kamer voor kamer, eerst de beneden- en toen de bovenverdieping. Rose ging op haar intuïtie af en deed niet meer dan aangeven waarvoor de familie Barnes iedere kamer had gebruikt Eindelijk waren ze weer terug bij de voordeur.
'En?' zei Rose. Carl en Barbara Stevens keken elkaar aan.
'Er zijn nogal wat problemen,' zei Carl nadenkend.
'En het wordt zeker vrij kostbaar om die op te lossen, is het niet?' voegde Barbara daaraan toe.
'Niet vrij kostbaar,' zei Rose. 'Erg kostbaar. Reken maar op de helft van wat jullie ervoor betalen, en dan heb ik het nog niet eens over nieuw sanitair. Bovendien moet de elektrische bedrading binnen vijf jaar vernieuwd worden, en het dak binnen twee jaar.'
'U bent behoorlijk recht door zee,' zei Carl met een grijns.
Rose haalde haar schouders op. 'Als ik het jullie nu niet vertel komen jullie er zelf over een poosje mee. En ik heb niet graag dat mijn naaste buren boos op mij zijn.'
'En hoeveel willen ze ervoor hebben?' Rose kon de radertjes in Carls hoofd zien draaien.
Tweeënvijftig en een half. Als de indeling niet zo vreemd was konden ze er minstens het dubbele voor krijgen.'
'Goed,' zei Carl.
'Goed?' herhaalde Rose. 'Wat bedoelt u met "goed"?'
Barbara schoot in de lach. 'Hij bedoelt ermee dat we het kopen.'
'Voor de vraagprijs?' zei Rose verbaasd.
'Voor de vraagprijs.'
Rose schudde haar hoofd. 'Jullie zijn gek. Jullie vroegen me hoeveel ze ervoor willen hebben, niet voor hoeveel jullie het kunnen krijgen. Willen jullie hen geen lager bod doen?'
'Nee, niet echt' zei Carl.
'Ik begrijp het' zei Rose versuft. 'Wat zeg ik nou? Ik begrijp er helemaal niets van. Ik hoop niet dat jullie het erg vinden dat ik dit zeg, maar voor mij is er zo geen lol aan. Ik word betaald om de vraagprijs en wat de kopers ervoor willen neertellen met elkaar in overeenstemming te brengen, en om ervoor te zorgen dat iedereen tevreden is. Ik heb nog nooit gehoord dat een huis voor de vraagprijs verkocht werd. Ik weet trouwens verdomd zeker dat jullie het voor minder kunnen krijgen.'
Barbara knikte. 'Maar dat kost tijd. We willen niet langer wachten. We willen geen optie, en we hoeven geen hypotheek. We schrijven vandaag nog een cheque uit. Kunnen we er dit weekend in?'
Rose knikte. 'Ik neem aan van wel,' zei ze langzaam. 'Er zit geen hypotheek op, dus hoef ik het volgens mij alleen maar van de ene op de andere naam over te schrijven. Daar is nauwelijks tijd mee gemoeid.'
Carl begon te lachen. 'U ziet eruit alsof we uw hele dag bedorven hebben. Laten we teruggaan naar uw kantoor en de zaak rondmaken. Daarna gaan we naar huis om Jeff op te halen. Hij vindt het hier vast geweldig. Hij is dol op de zee en hij klimt ook graag. Die rotsen zullen hem veel plezier doen.'
Rose knikte nogmaals. Toch klopt er iets niet,' zei ze. 'Zo'n huis als dit verkopen hoort niet zo gemakkelijk te gaan. Waarom willen jullie zo snel verhuizen?'
'Omdat we al een jaar naar een huis op zoek zijn,' zei Barbara. 'We weten precies wat we hebben willen, we hebben er het geld voor, en we hebben het talent om het zelf op te knappen. En dit is waar we naar gezocht hebben. Bovendien wil ik dat Jeff, die veertien is, zo snel mogelijk hier naar school gaat. Over een maand zijn alle vriendengroepjes voor dit jaar al gevormd en dan komt hij er voor volgend najaar niet tussen. Dus als we er dit weekend niet in kunnen, komen we misschien helemaal niet. Kunt u dat regelen?'
'Natuurlijk,' zei Rose. 'Er valt niet veel te regelen. Zoals ik al zei, voor mij is er zo geen lol aan.'
'We zullen ons best doen om dat goed te maken,' zei Carl.
Toen ze naar de stad terugreed besloot Rose dat ze het echtpaar Stevens eigenlijk wel mocht.
Martin Forager stond met fonkelende ogen voor Jack Congers bureau. Hij hield zijn handen diep in de zakken van zijn geruite jagersjasje.
'Ik zei al, Conger,' zei hij, 'dat het een schande is. Het is al twee dagen geleden en er gebeurt niets.' Hij draaide zich om om uit het raam te kijken. 'Niets,' herhaalde hij.
'Ik weet zeker dat Ray zijn best doet,' begon Jack. Forager draaide zich meteen om.
'Maar dat is blijkbaar niet genoeg. Ik weet niet wat er met mijn dochter gebeurd is, en ik wil daarachter komen.'
Jack keek hem hulpeloos aan. Martin Forager was een grote kerel. Hij had zijn vuisten op Jacks bureau geplant en hing dreigend over hem heen.
'Ik zie niet in wat ik eraan kan doen,' zei Jack rustig.
'Je kunt die krant van je gebruiken,' snauwde hij. 'Dat kun je doen. Je kunt hem gebruiken om Ray onder druk te zetten. Laat hem merken dat deze stad hem niet meer hoeft als hij niet snel iets doet.'
'Ik denk dat het nauwelijks...' begon Jack.
'Ik denk dat het nauwelijks,' bauwde Forager hem na. 'Er is niets met jouw dochter gebeurd, dus waarom zou je ergens over nadenken?'
Jack moest zijn uiterste best doen om kalm te blijven. Hij probeerde het opnieuw.
'Wat denk je eigenlijk dat er met Anne gebeurd is?' vroeg hij.
'Iemand...' Martin Forager aarzelde. 'Heeft iets met haar uitgespookt,' eindigde hij nogal tam.
'Wat?' vroeg Jack.
Het was aan Forager te zien dat hij zich niet op zijn gemak voelde. Tja... dat weet ik niet precies. Maar de dokter zei...'
'De dokter zei dat er weinig met haar aan de hand was,' zei Jack beslist.
'Hij heeft dat, op jouw verzoek, zelf aan mij verteld. Hij heeft haar grondig onderzocht, en op een paar blauwe plekken na die ze op allerlei manieren kan hebben opgelopen, is ze niet gewond. Ze is zeker niet aangerand.' Toen hij het bloed uit Martin Foragers gezicht zag wegtrekken vervolgde hij snel: 'Ik weet dat je dat nooit gezegd hebt, maar dat was wel waar je aan dacht.' Hij liet zijn handen in zijn schoot vallen en zakte achterover in zijn stoel. 'Jezus, Marty, daar dachten we allemaal het eerst aan. Maar dat is blijkbaar niet gebeurd. En je weet hoe kinderen zijn. Ze kwam te laat thuis. Misschien is er wel helemaal niets gebeurd en heeft ze het allemaal verzonnen.' Hij hief zijn hand op toen hij zag dat Marty weer driftig begon te worden. 'Begin nu niet weer, Martin. Als er ook maar iets in het rapport van de dokter had gestaan waar ik iets mee aankon, wat dan ook, dan had ik net zoveel rotzooi getrapt als jij nu doet. Maar er stond niets in. Er is helemaal niets wat we kunnen doen, tenzij Anne begint te praten over wat er gebeurd is.'
Forager bleef hem even woedend aankijken. 'Bedoel je zoals Sarah praat over wat er met haar gebeurd is?' snauwde hij. Hij draaide zich om en was verdwenen voor hij het effect van zijn woorden kon zien. Jack bleef in zijn stoel zitten wachten tot zijn hart ophield met bonzen. Hij beefde.
Toen Sylvia Bannister een paar minuten later zijn kantoor binnenkwam had Jack zich nog niet bewogen. Sylvia wilde alleen maar een dossier op zijn bureau neerleggen, maar toen ze zijn gezicht zag bleef ze staan.
'Jack?' zei ze. 'Jack, is alles goed met je?'
'Ik weet het niet, Syl,' zei Jack zacht. 'Waarom doe je de deur niet dicht en ga je even zitten?' Hij keek haar aan. 'Heb je tijd?'
'Ik heb altijd tijd,' antwoordde Sylvia, terwijl ze de deur dichtdeed. Ze ging in de stoel voor het bureau zitten en stak een sigaret op. Er verscheen een flauwe glimlach op Jacks gezicht.
'Dat is bijna een automatisme, vind je niet?' zei hij.
'Wat?' zei ze, terwijl ze om zich heenkeek.
'Die sigaret. Is het je nog niet opgevallen dat je nooit een sigaret opsteekt als je hier voor iets zakelijks komt, maar dat je dat altijd doet als we over persoonlijke dingen gaan zitten praten? Het lijkt wel of je de sigaret gebruikt om van rol te wisselen; van secretaresse naar vriendin.'
'Vind je dat erg?' vroeg Sylvia bezorgd, terwijl ze naar haar sigaret keek met een onzekerheid die niet bij haar paste. Jack schudde zijn hoofd.
'Helemaal niet. Ik vind het wel grappig. Nu weet ik in ieder geval zeker dat ik een open boek voor je ben.'
Sylvia leek gerustgesteld. 'Ik hoop dat ik er niet iedere keer als ik er hier een opsteek aan moet denken. Je had het niet moeten zeggen; nu zal ik me iedere keer verlegen voelen.'
'Jij niet,' zei Jack met een grijns. 'Je bent de minst verlegen persoon die ik ooit ben tegengekomen.'
'Nou,' zei Sylvia kortaf, omdat ze het gevoel kreeg dat Jack het onderwerp waarover hij wilde praten probeerde te vermijden, 'zullen we het maar niet over mijn vele en gevarieerde deugden hebben, maar over jou? Wat is er gebeurd?'
Jack haalde zijn schouders op. 'Ik weet niet eens óf er wat gebeurd is. Martin Forager zei zonet iets tegen me dat me van streek maakte. Iets over Sarah.'
Sylvia trok aan haar sigaret en blies de rook langzaam uit. Ze zocht naar de juiste woorden. 'Wat zei hij precies?' vroeg ze zachtjes. Jack herhaalde het gesprek dat hij zojuist had gevoerd. Toen hij was uitgesproken, dacht Sylvia even rustig na voor ze iets zei.
'Volgens mij was het een schot in het duister, Jack. Hij wist zelf niet eens wat hij zei,' vervolgde ze, toen Jack niet overtuigd leek. 'Jack, niemand in deze stad, met inbegrip van jou, je vrouw, en ik, weet wat er met Sarah gebeurd is. Niemand weet dat Maar je moet wel onder ogen zien wat er aan de hand is. Sarah praat niet meer, en ze gaat naar White Oaks, en iedereen in de stad weet wat dat voor een school is. Het is geen wonder dat erover gespeculeerd wordt, en dat ook jij daarin betrokken wordt.'
Jack knikte. 'Ik weet het Maar er is nog iets waar ik me zorgen over maak.'
'Nog iets? Wat dan?'
'De situatie tussen Rose en mij.'
Sylvia had niet het idee dat ze dit zo graag wilde horen, maar ze wist dat ze toch zou luisteren. Als ik maar niet zo verschrikkelijk veel om hem gaf, dacht ze. Ze had bijna het woord liefde gebruikt, maar schrok daar toch voor terug. Toch wist ze best dat het geen zin had om daarvoor terug te schrikken. Ze hield van Jack Conger, en ze was zich daarvan bewust Niet dat dat enig verschil maakte. Het was al een hele tijd geleden dat ze dat feit voor het eerst onder ogen durfde te zien, en het hielp haar te weten dat Jack op een bepaalde manier ook van haar hield. Niet op een seksuele manier. Dat was aan Rose voorbehouden, en daar was Sylvia blij om. Ze wist niet zeker of ze een verhouding aan zou kunnen, en ze had er totaal geen behoefte aan om dat uit te proberen. Ze vond de situatie zoals hij nu was uitstekend. Op kantoor hadden Jack en zij een hele hechte band. Meerdere malen per dag veranderde hun zakelijke relatie in een persoonlijke, en ze voelden eikaars stemmingen altijd haarfijn aan. Ze nam aan dat het op een bepaalde manier op een huwelijk leek, alleen duurde het maar acht uur per dag. Iedere middag ging Jack naar zijn gezin, en zij ging ook naar huis, naar haar kat Ze had acht uur per dag een baan waarvan ze hield en een man van wie ze hield. Meestal was dat voldoende. Maar soms, zoals nu, had ze liever dat hij haar niet alles vertelde, dat hij iets van zichzelf achterhield. Aan de andere kant besefte ze dat hij niemand anders had om zijn hart bij te luchten. In ieder geval het laatste jaar niet. Vanaf de dag dat hij Sarah het bos had uitgedragen.
'Gaat het slechter tussen jullie?' zei ze.
'Ik betwijfel of "slechter" het goede woord is. Wat noem je slechter? Rose begint een hekel aan me te krijgen, maar wie kan haar dat kwalijk nemen? Ik begin iets meer te drinken, maar niet zo dat het echt opvalt En dan is er Sarah, natuurlijk. Sylvia,' zei hij, en de wanhoop in zijn stem was bijna voelbaar. 'Waarom kan ik me niet herinneren wat er die dag gebeurd is?'
'Je was dronken,' zei Sylvia. 'En soms komt het voor dat je dan dingen vergeet.' Ze zei het nogal hard, maar in haar stem klonk geen veroordeling door, alleen begrip.
'Maar dat is me nog nooit eerder overkomen,' zei hij. 'Nooit. Daarom vraag ik me ook af wat ik met haar in het bos heb uitgespookt. Wat heb ik gedaan dat ik me niet durf te herinneren?'
Sylvia stak een nieuwe sigaret op, en toen ze sprak klonk haar stem teder. 'Jack, wat heeft het voor zin om jezelf hiermee kapot te maken? Als je gedaan had wat je denkt dat je gedaan hebt hadden de dokters dat meteen opgemerkt. Dan zouden ze dat gezien hebben aan' - ze zocht naar een woord en besloot toen dat ze het beter ronduit kon zeggen - 'haar vagina. Je hebt haar niet verkracht, Jack.'
Het woord trof hem als een zweepslag. 'Ik heb nooit gedacht...'
'Jawel,' onderbrak Sylvia hem. 'Dat is precies wat je denkt, en dat heb je al die tijd gedacht. En om je de waarheid te zeggen is dat de kern van al je problemen. Misschien denkt Rose dat het door de drank en het geld komt. Ik weet niet wat ze denkt, en eerlijk gezegd interesseert me dat ook niet Het gaat om jou. En jij denkt dat je Sarah verkracht hebt. Dat is niet zo, en je moet ophouden met jezelf te kwellen door te denken dat dat wel zo is. Het is voorbij, Jack, je moet het loslaten. Als je het loslaat ga je misschien ook minder drinken.'
Jack ontweek haar ogen en staarde naar het vloeiblad op zijn bureau. Hij zag de aantekening op de bureauagenda, de aantekening die hem eraan moest herinneren dat hij donderdagmiddag naar White Oaks moest.
'Het is moeilijk om het los te laten,' zei hij. 'Ik word iedere dag opnieuw met Sarah geconfronteerd.'
Sylvia knikte. 'Natuurlijk is het moeilijk. Daarom stelden de artsen ook voor om haar een tijdje in een inrichting op te nemen. Dat was niet alleen voor haar, weet je. Ook voor jou. Het is moeilijk iets te vergeten als je er iedere dag aan herinnerd wordt.
'Ik kan haar niet in een inrichting laten opnemen,' zei Jack ongelukkig. 'Niet na wat ik haar heb aangedaan.'
Sylvia liep om het bureau heen en legde haar handen op zijn schouders. Ze voelde zijn gespannen spieren en begon ze te masseren.
'Je bent te hard voor jezelf, Jack,' zei ze zacht. 'Veel te hard. Vergeet het nu maar.' Maar ze wist dat hij dat niet zou doen.
Ze hadden geen van beiden nog een woord gezegd toen Rose de hekken van de White Oaks School binnendraaide. Voor hen strekte zich een groot en uitstekend onderhouden grasveld uit dat doorliep tot aan een heuveltje waarop esdoorns stonden. Een tuinman reed heen en weer op een mini-tractor, en waar hij langskwam liet hij een spoor van bladervrij gras achter. Zo hier en daar lagen hoopjes bladeren, sommige nog intact, maar andere alweer uit elkaar geschopt door een groepje kinderen dat systematisch van de ene hoop bladeren naar de andere liep. De tuinman scheen het niet te merken en reed rustig verder. Rose moest erom glimlachen, maar Jack raakte er alleen maar gedeprimeerd door.
'Ik vind het hier heerlijk,' zei Rose. 'Het is hier altijd mooi, welk jaargetijde het ook is.' Toen ze geen antwoord kreeg vervolgde ze: 'Volgens mij is het goed voor de kinderen om in zo'n omgeving te zijn.'
'Als ze tenminste beseffen waar ze zijn,' zei Jack bruusk. 'Je zou toch verwachten dat zo'n tuinman boos op ze zou worden, vind je niet?'
'Misschien hebben ze hem juist wel aangenomen omdat hij niet boos wordt,' antwoordde Rose. 'Volgens mij moet het niet gemakkelijk zijn om hier te werken. Ik heb bewondering voor mensen die dat kunnen.'
'Het zou zeker niets voor mij zijn,' zei Jack. 'Ik begrijp niet hoe ze ertegen kunnen. Moet je dat zien.'
Hij wees over het grasveld naar een plek waar een klein jongetje van een jaar of zes, zeven, onder een boom zat. Hij had een stok en zat daarmee met de regelmaat van een metronoom tegen de boomstam te slaan.
'Het arme kind,' fluisterde Rose, nadat er een paar minuten in stilte waren voorbijgegaan. 'Waar zou hij aan denken? Hoe komt het dat hij zo is?'
'Wie zal het zeggen,' zei Jack weinig op zijn gemak. Hij bleef naar de jongen zitten kijken en na een poosje begon zijn gezichtsuitdrukking eindelijk te verzachten. 'Het spijt me, Rose,' zei hij. 'Ik heb echt geen hekel aan deze school. Ik krijg hier alleen zo'n hulpeloos gevoel. Ik zie al die kinderen, en ze lijken allemaal deel uit te maken van een andere wereld, een wereld die ik niet binnen kan dringen. En het verscheurt me als ik eraan denk dat mijn dochter ook deel uitmaakt van die wereld.'
Rose stak haar hand uit om een kneepje in de zijne te geven. Ze gaf weer
gas en ze reden naar het hoofdgebouw. Achter hen zat de jongen nog steeds met zijn stok tegen de boom te slaan.
Dokter Charles Belter stond op toen zij zijn kantoor binnenkwamen, en kwam achter zijn bureau vandaan om hen te begroeten.
'Meneer Conger,' zei hij hartelijk, terwijl hij zijn hand uitstak. 'Mevrouw Conger. Ik ben blij dat u allebei kon komen. Het zal u verbazen hoe moeilijk het soms voor ons is om hier een van de ouders te krijgen, om nog maar te zwijgen over allebei. Natuurlijk zijn er ouders bij die het moeilijk vinden om hier te zijn, domweg vanwege de aard van ons werk.' Hij nam zowel Rose als Jack nauwkeurig op, en zag aan Jacks gezicht dat deze opmerking doel getroffen had. En u, meneer Conger, bent een van die ouders, zei hij tegen zichzelf. Hardop zei hij dat ze vooral moesten gaan zitten, en dat Sarah's onderwijzeres zich over een paar minuten bij hen zou voegen.
Charles Belter was achter in de vijftig en zag eruit zoals een psychiater verondersteld wordt eruit te zien. Hij had een enorme baard (ongetwijfeld het voorbeeld voor die van George Diller, dacht Rose) en een hangsnor, en nog steeds een dikke bos haar dat snel grijs aan het worden was. Achter zijn hoornen bril twinkelden een paar vriendelijke ogen die het gemakkelijk voor hem maakten om goed met de kinderen waarmee hij werkte op te kunnen schieten. Hij deed al jaren zijn best om zoveel mogelijk op de kerstman te lijken, een rol die hij slechts één keer per jaar helemaal kon spelen. Voor de rest van het jaar, vond hij, waren die bellen en dat rode pak zelfs voor hem een beetje te buitenissig. Daarom stelde hij zich tevreden met een rode blazer, die hij over het algemeen niet dichtknoopte. Er waren maar weinig mensen die hem niet door hadden.
White Oaks School was vanaf het moment dat hij het gebouw voor het eerst gezien had zijn ideaal geweest. In die tijd was het nog een sanatorium voor tuberculosepatiënten geweest. Zoals zoveel van dergelijke centra was dat opgeheven wegens een gebrek aan patiënten. Het was dokter Charles Belters droom dat hij op een dag ook geen patiënten meer zou hebben. Maar de vooruitzichten dat dat zou gebeuren waren niet zo erg gunstig, en het zag ernaar uit dat hij de rest van zijn leven op White Oaks zou slijten. Wat hij, als hij erover nadacht, niet zo'n slecht vooruitzicht vond.
Er werd op de deur geklopt en Marie Montgomery kwam binnen. Ze was in de dertig en maakte een nogal stijve en behoudende indruk, waardoor ze aan een ongetrouwde schooljuffrouw van zo'n vijftig jaar geleden deed denken. Mensen die haar niet aan het werk hadden gezien, waren over het algemeen geneigd om haar capaciteiten in twijfel te trekken, maar degenen die haar bezig hadden gezien waren vol bewondering. Als je haar in een klas vol gestoorde kinderen zette verdween haar gereserveerdheid als sneeuw voor de zon. Ze leek de eigenaardigheden van de kinderen nauwelijks op te merken, en was onvermoeibaar als ze met haar tien leerlingen bezig was. Ze zag vooruitgang waar anderen geen verandering zagen en ontwierp nieuwe methodes als er geen bestaande voorhanden waren. Ze weigerde de beperkingen van haar leerlingen in te zien en het leek bijna of het daardoor kwam dat die beperkingen overwonnen werden. Het gevolg van dezehouding was dat haar kinderen meer vooruitgang boekten dan die van andere onderwijzers. Maar nu, terwijl ze kaarsrecht op de stoel tussen dokter Belter en Rose Conger ging zitten, had ze een bezorgde uitdrukking op haar gezicht die haar normale gereserveerdheid niet kon maskeren.
'Marie,' zei dokter Belter, 'we zaten al op je te wachten.'
Ze glimlachte even. 'Het spijt me. Ik werd een minuutje opgehouden. O, niets ernstigs,' vervolgde ze toen dokter Belter vragend zijn wenkbrauwen ophaalde. 'Een normale ordekwestie. Er waren twee kinderen die meenden dat ze elkaar de wet konden voorschrijven. Het is nu weer in orde.'
'Het moet moeilijk voor u zijn,' zei Jack Conger.
'Helemaal niet.' Mevrouw Montgomery klonk beslist maar vriendelijk. 'U moet niet vergeten dat de meeste kinderen zich niet realiseren dat er iets met hen aan de hand is. Ze hebben een afwijkend idee van wat normaal is. En als je de toestand in de wereld zo bekijkt, wie durft dan nog te zeggen dat ze het bij het verkeerde eind hebben? Soms kijk ik naar Jerry als hij tegen die boom zit te slaan, en dan bedenk ik ineens dat het eigenlijk niet zo'n slechte manier is om je tijd door te brengen. Soms wilde ik dat ik die concentratie op kon brengen. Weet u dat hij al vijf maanden met dezelfde boom bezig is. Ik zal blij voor hem zijn als hij klaar is.'
'Wat doet hij er dan mee?' vroeg Jack.
Mevrouw Montgomery haalde haar schouders op. 'Als u daar achter kunt komen bent u beter dan ik. Maar ik kom het te weten. Er komt een dag waarop hij het me vertelt. Als hij er klaar voor is. In de tussentijd heb ik belangrijker dingen aan mijn hoofd.'
'Zoals Sarah?' vroeg Rose.
De jongere vrouw knikte. 'Zoals Sarah. Ik hoop dat u zich niet nodeloos ongerust heeft gemaakt. Ik heb aan George gevraagd om u heel duidelijk te vertellen dat er niets ernstigs aan de hand is. Ik hoop dat hij dat gedaan heeft.' Rose glimlachte. 'Dat heeft hij zeker. Maar toen gebeurde er bij ons iets ernstigs. Ik neem aan dat hij u daarvan op de hoogte heeft gestald.'
Dokter Belters gezicht betrok. 'Ja,' zei hij. 'Dat heeft hij gedaan. Het is misschien niet nodig om het te zeggen, maar dat was niet een van de dingen waarover we wilden praten. Het was immers nog niet gebeurd toen we besloten dat we een gesprek met u wilden hebben, maar ik denk...'
'Probeert u te suggereren dat Sarah er iets mee te maken had?' zei Jack koeltjes. 'Want als u dat doet...'
'Ik suggereer helemaal niets,' zei dokter Belter. 'Ik betwijfel of we er ooit precies achter kunnen komen wat er met het busje gebeurd is. George Diller was ervan overtuigd dat hij het op de handrem had gezet. Hij kan zich vergissen. Sarah kan ons natuurlijk helemaal niets vertellen. Maar uit wat ik van haar gezien heb en Marie me verteld heeft, durf ik niet te concluderen dat Sarah de bus van de rem heeft gehaald. In ieder geval niet opzettelijk. Dat zou namelijk verschillende dingen inhouden. Ten eerste dat ze zou weten wat er gebeuren ging als ze dat deed. Met andere woorden, dat ze wist dat als ze de auto van de rem haalde, hij zou gaan rijden, en dat als hij ging rijden hij in het gunstigste geval tegen de garage zou botsen, waarbij verschillende kinderen gewond zouden raken, en in het ongunstigste geval in zee zou storten, waarbij iedereen om zou komen, inclusief zijzelf. Eerlijk gezegd zijn we er niet van overtuigd dat Sarah in haar huidige toestand dat allemaal kan bedenken. Het is natuurlijk mogelijk, maar uit de manier waarop ze zich hier gedraagt blijkt daar niets van. Bovendien denken we niet dat ze zelfmoordneigingen heeft, en dat zou zo'n handeling toch zeker impliceren.'
'Met andere woorden,' zei Rose, 'u denkt niet dat Sarah het busje van de handrem heeft gehaald.'
Dokter Belter glimlachte wrang. 'Was het maar zo eenvoudig,' zei hij. 'Het is heel goed mogelijk dat ze het busje van de rem heeft gehaald zonder te beseffen wat ze deed. Misschien had ze alleen een vluchtige belangstelling voor de rem als voorwerp, zonder er een idee van te hebben wat ze kon veroorzaken. En ik ben bang dat dit veel meer met haar gedrag in overeenstemming is.'
Er viel een lange stilte waarin Rose en Jack de woorden van de dokter verwerkten. Jack zat ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer te schuiven en Rose speelde met een handschoen.
'Als ik u goed begrijp, dokter, beweert u dat mijn dochter gevaarlijk is,' zei Jack met verstikte stem.
Dokter Belter zuchtte en begon opnieuw. 'Nee, dat is niet precies wat ik beweer.'
'Niet precies,' herhaalde Jack. 'Maar ongeveer?'
Dokter Belter knikte nauwelijks merkbaar. 'Ik neem aan dat je het zo zou kunnen uitdrukken. Sarah is op het ogenblik niet verantwoordelijk voor haar daden. Voor zover we hebben kunnen waarnemen is ze zich vaak totaal niet bewust van de gevolgen die haar daden kunnen hebben. Of om het anders te zeggen, ze doet dingen zonder erbij na te denken. Dat is voor iedereen gevaarlijk. Voor haar, met de emotionele strijd waarin ze gewikkeld is, kan het duidelijk rampzalige gevolgen hebben. Ik geef toe dat het incident met het busje een extreem voorbeeld is, maar het geeft zeker aan wat er zou kunnen gebeuren.'
'Als we ervan uitgaan dat ze aan de handrem heeft gezeten,' zei Jack dreigend.
'Als we ervan uitgaan dat ze aan de handrem heeft gezeten,' herhaalde dokter Belter. 'En dat kunnen we natuurlijk niet bewijzen. Geloof me, ik zou niets liever willen dan dat het duidelijk was dat het George Dillers nalatigheid is geweest. Dat is veel eenvoudiger op te lossen. Maar zo ligt het niet'
'U zei dat er nog meer was,' zei Rose zacht. 'Wat is dat dan?'
'Marie?' zei dokter Belter, terwijl hij zich tot de onderwijzeres richtte. 'Waarom neem jij het nu niet over?'
Marie Montgomery pakte een dossier van het bureau en sloeg het open.
'Het lijkt allemaal zo onbelangrijk,' zei ze. 'Het zijn van die kleine dingetjes, maar als je ze optelt denk ik toch dat we er aandacht aan moeten besteden. In de eerste plaats lijkt het erop dat Sarah zich verder in zichzelf terugtrekt. Niet dat daar zulke sterke aanwijzingen voor zijn. Alleen reageerde ze een paar maanden geleden direct als je haar naam zei. Nu hoort ze je pas als je haar naam herhaalt, of misschien hoort je ze wel maar negeert ze je domweg.
En verder is er iets mis met haar concentratie. Die lijkt achteruit te gaan. Ik heb daar wat cijfers over, maar, om het nog eens te herhalen, erg verontrustend zijn die niet. Waar het op neerkomt is dat ze minder lang dan vroeger met een ding bezig kan zijn. Dat op zichzelf is niet zo verontrustend - de aandacht die kinderen hier voor iets op kunnen brengen is net zo iets als een stuk elastiek, soms lang, soms heel kort - maar ik heb bij Sarah niet de indruk dat ze datgene waarmee ze bezig is vervelend begint te vinden. Ik krijg meer het idee dat ze zichzelf interessanter vindt dan de wereld om haar heen. Het wordt steeds moeilijker om haar bij de werkelijke wereld te betrekken, en dat verontrust me. Het begint erop te lijken dat we het contact met haar verliezen, in plaats dat we dichter bij haar komen.' Marie Montgomery zag de flikkering in Jacks ogen en ging haastig verder. 'Dat is eigenlijk de belangrijkste reden voor dit gesprek. We willen weten of dit soort dingen ook thuis gebeuren.'
Rose schudde haar hoofd. 'Ik dacht het niet,' zei ze aarzelend, 'maar ik weet het natuurlijk niet echt zeker. Ik vind het verschrikkelijk moeilijk om haar objectief te bekijken. Ik ben bang dat ik vooruitgang probeer te zien terwijl die er niet is.'
'Natuurlijk gaat ze vooruit,' zei Jack, maar aan zijn stem viel te horen dat hij dat meer hoopte dan geloofde.
'Jack,' zei Rose zo voorzichtig mogelijk, 'waar zie je haar dan in vooruitgaan?' Ze wendde zich weer tot mevrouw Montgomery.' Ik wou dat ik u kon vertellen of Sarah in bepaalde opzichten veranderd is, maar dat kan ik echt niet.'
'We verwachten ook niet dat u ons vandaag iets kunt vertellen,' mengde dokter Belter zich in het gesprek. 'Zoals we u al duidelijk hebben proberen te maken, is er niets concreets gebeurd. We willen u alleen maar voorbereiden op iets dat zou kunnen gebeuren. We weten het niet zeker, en we vragen u om uw hulp. Het zou ons, én Sarah, enorm helpen als u zich realiseert dat er iets aan de hand kan zijn, iets waar wij nog weinig van afweten, en als u probeert op te merken of ze zich ongewoon of anders dan anders gedraagt'
'Nou,' zei Jack voorzichtig, 'daar was laatst dat gedoe met het Ouijabord.'
'Ouijabord?' zei dokter Belter. 'Zo'n ding heb ik al in geen jaren meer gezien. Worden ze nog steeds gemaakt?'
'Dit is geen nieuw,' zei Rose. 'Elizabeth heeft het geloof ik op zolder gevonden. En het Ouijabord heeft eigenlijk niets te maken met wat er gebeurd is.'
Ze vertelde het voorval van een paar avonden geleden, en Sarah's reactie toen de kat langs haar heen was gestreken. Terwijl ze praatte maakte dokter Belter aantekeningen.
'Er was eigenlijk niets aan de hand,' beëindigde Rose haar verhaal.
'En ze speelden met een Ouijabord?' vroeg dokter Belter. 'Hmm.' Hij maakte nog een laatste aantekening en keek op. 'Brengt Sarah veel tijd met haar zusje door?'
'Als je haar leeftijd in aanmerking neemt is het verbazingwekkend,' zei Rose. 'U moet niet vergeten dat Elizabeth nog maar dertien is. Maar als je ziet hoe ze met Sarah omgaat zou je denken dat ze vijf jaar ouder is. Ze lijkt Sarah op de een of andere manier te begrijpen. Ze speelt urenlang met haar, en leest haar voor, en ze wordt nooit boos als Sarah iets kapot maakt, of haar boek uit haar handen rukt. En toen Sarah die avond gilde leek het wel of Elizabeth het helemaal niet hoorde. Jack en ik waren veel meer van streek dan de meisjes.'
'Het is vreemd,' zei Jack, de draad opnemend. 'Elizabeth praat tegen Sarah en lijkt nooit op te merken dat Sarah niets terug zegt Sarah hoeft blijkbaar niets te zeggen - Elizabeth begrijpt haar zo ook wel. Soms voel ik me tekort schieten als ik Elizabeth bezig zie. Ik heb zo ontzettend vaak met Sarah proberen te praten dat ik het niet meer na kan tellen, maar zodra ik haar oppak begint ze tegen te stribbelen en binnen de kortste tijd is ze van mijn schoot af en op zoek naar Elizabeth.'
'Heeft ze thuis ooit enige tekenen van gewelddadigheid getoond?' zei dokter Belter rustig.
'Sarah? Ik geloof het niet,' zei Rose. 'Hoezo?'
'Het is weer niet iets waar we duidelijk onze vinger op kunnen leggen,' zei dokter Belter. 'Haar gegil toen de kat tegen haar aanliep deed me eraan denken. Afgelopen week liep een van de kinderen van achteren op Sarah af en klopte haar op haar schouder. Ze gilde, wat niet abnormaal voor haar is, maar ze draaide zich ook om en gaf het andere kind een klap. Dat had ze nog nooit eerder gedaan, en we weten nog steeds niet of het per ongeluk was of dat ze het kind expres sloeg. Heeft ze ooit een van u beiden geslagen? Of Elizabeth?'
Jack en Rose schudden hun hoofd.
'Een van ons zeker niet,' zei Rose. 'En als ze ooit zo iets bij Elizabeth gedaan had, hadden we het ongetwijfeld gehoord.' Ze zweeg even alsof ze probeerde zich iets te herinneren, toen ging ze verder. 'Ik ben bang dat we niet zoveel aandacht aan Elizabeth besteden als nodig is. Maar Sarah neemt ook zoveel van onze tijd in beslag. Ach, Elizabeth schijnt ons er niet op aan te kijken.'
'U mag zich gelukkig prijzen,' zei dokter Belter. 'Veel ouders merken dat ze meer problemen met hun zogenaamde normale kind hebben dan met het gestoorde. Dat is eigenlijk ook niet zo vreemd. Alle kinderen hebben aandacht nodig, en als er een gestoord kind in een gezin is, krijgen de anderen vaak het gevoel dat ze moeten vechten om evenveel aandacht van hun ouders te krijgen. Zo te horen is Elizabeth een buitengewoon kind.' Hij glimlachte en kwam overeind. 'Dank u dat u vandaag heeft willen komen.
We zullen Sarah's problemen morgen in de stafvergadering bespreken, en misschien passen we haar medicijnen wat aan. Buiten dat kunnen we op het ogenblik niet veel meer doen dan onze ogen openhouden en proberen te ontdekken of er een lijn in zit.'
'Dat was het?' zei Jack, terwijl hij opstond.
'Inderdaad,' zei dokter Belter. 'U hoeft zich voorlopig nog niet ongerust te maken. U moet zich echter wel realiseren dat, als Sarah te ver achteruit gaat, we haar hier niet kunnen houden. White Oaks is een school en geen inrichting.' Toen hij de angst op hun beider gezichten zag, haastte hij zich om hen gerust te stellen. 'Dat is alleen maar in het ergste geval,' zei hij. 'Op het moment hebben we niet meer problemen met Sarah dan met de anderen. En sommigen zijn er veel slechter aan toe dan zij. Ik verheug me erop om haar in de nabije toekomst hier bij ons te hebben.'
'Kunnen we haar mee naar huis nemen?' vroeg Rose. 'Of is ze al met de schoolbus mee?'
'Ze wacht op u in mijn lokaal,' zei-mevrouw Montgomery. 'Er is een assistent bij haar. Ik weet zeker dat ze het leuk zal vinden om u te zien.'
Maar Sarah was niet in Marie Montgomery's lokaal.
In het huis op Conger's Point goot Elizabeth het laatste restje melk uit haar glas in het bakje van de kat en keek toe toen Cecil het oplikte. Daarna nam ze de kat in haar armen en luisterde naar zijn gespin.
'Kom,' zei ze tegen de kat. 'We gaan naar buiten.'
En terwijl ze hem over zijn oren krabde droeg ze hem het huis uit.
Toen ze het veld overstak trok Elizabeth het elastiekje uit haar paardenstaart en schudde haar hoofd. Het blonde haar viel over haar schouders. Ze versnelde haar pas.
Er was niemand die haar in het bos zag verdwijnen.
Het hele lokaal was overhoop gehaald: de tafels en stoelen lagen op hun kop; de voorwerpen die normaal op mevrouw Montgomery's bureau lagen waren eraf gegooid en lagen verspreid en kapotgetrapt op de vloer aan de linkerkant van het bureau.
'Jezus,' fluisterde Jack. Maar voor iemand anders wat kon zeggen hoorden ze de geluiden uit de garderobe - schuifelende geluiden, alsof het gevecht dat in het lokaal begonnen moest zijn nu in het kleine kamertje achter het schoolbord werd voortgezet. De geluiden klonken gedempt, maar maakten op de een of andere manier een wanhopige indruk. Er klonk geen geschreeuw, geen geluid van stemmen die normaal gesproken het gevecht toch horden te begeleiden. Met mevrouw Montgomery voorop renden ze met zijn drieën het lokaal uit.
Achter in de garderobe worstelde de assistent met Sarah. De strijd leek onbeslist te zijn.
Toen ze sprak klonk mevrouw Montgomery's stem uiterst beheerst, maar er klonk een autoriteit in door die volgens Rose Conger al vaker een einde had gemaakt aan ergere situaties dan deze.
'Philip,' zei ze, 'wat is hier aan de hand?'
Het gevecht hield meteen op. De assistent, die niet ouder was dan twintig, ging rechtop staan en liet Sarah los.
Het kind zag er verschrikkelijk uit. Haar blouse was gescheurd en ze was bedekt met het een of ander geel goedje. Zodra de assistent haar losliet bracht Sarah haar hand naar haar mond en begon te kauwen. Rose staarde haar aan, en het duurde een paar seconden voor ze doorkreeg wat haar dochter aan het doen was. Het gele goedje was krijt, en Sarah was bezig een krijtje op te eten. Philip bleef nog even naar haar staan kijken voor hij ach naar het kleine groepje in de deuropening toedraaide. Rose wilde naar haar dochter toelopen, maar Marie Montgomery hield haar met haar hand tegen,
'Het is niet erg,' zei ze rustig. 'Een beetje krijt zal haar geen kwaad doen.'
'Het is geen beetje,' zei Philip. 'Ze is er al vanaf het moment dat u wegging mee bezig. Ze moet al bijna een doos vol ophebben.'
'En je hebt geprobeerd haar tegen te houden?' vroeg Marie.
De jongen knikte. Hij zag er mistroostig uit. 'Maar het is me niet gelukt. Ik was zo bang dat ik haar pijn zou doen.'
'Je hebt haar waarschijnlijk doodsbenauwd gemaakt,' zei Marie. 'Als je haar met rust had gelaten was ze misschien uit zichzelf wel opgehouden. Aan een beetje krijt gaat ze echt niet dood.'
'Maar een hele doos?' zei Jack, Hij deed een stap in Sarah's richting. Het kind kroop nog verder in de hoek weg en begon op een nieuw krijtje te knabbelen. Haar tanden maakten een vreemd knarsend geluid terwijl ze het krijt tot poeder vermaalde. Ze slikte er iets van in, maar het meeste kwam, vermengd met speeksel, weer naar buiten en sijpelde in haar schoot Jack merkte dat hij een draaierig gevoel in zijn maag begon te krijgen.
Rose rukte zich uit Marie Montgomery's greep los en liep haastig langs haar man om haar dochter op te pakken. Sarah liet zich gewillig optillen, maar weigerde haar hand te openen toen Rose de krijtjes probeerde te pakken die ze daarin vastgeklemd hield. Rose stond op het punt om Sarah met geweld de krijtjes af te pakken toen mevrouw Montgomery weer iets zei.
'Laat haar maar, mevrouw Conger. Het kan echt geen kwaad. Als ze er te veel van heeft opgegeten begint ze vanzelf over te geven. Anders komt het er gewoon met de ontlasting weer uit. Als het gevaarlijk was zouden we het hier niet gebruiken. De kinderen eten hier veel vaker krijt.' Ze wierp een beschuldigende blik naar de assistent, die in elkaar leek te schrompelen.
'Maar ze at er zoveel op.'
'En daarom heb je haar de stuipen op het lijf gejaagd en het lokaal vernield?' vroeg de lerares op droge toon. 'Heb je niet het idee dat het middel erger was dan de kwaal?'
'Ik denk dat ik...' Philips stem stierf weg. 'Niet goed heb nagedacht,' eindigde hij tenslotte nogal tam.
'Dat denk ik ook,' zei Marie, maar haar stem klonk niet meer kil en ze glimlachte weer. 'Nou, vergeet alsjeblieft nooit weer dat krijt geen kwaad kan en dat bureaus geld kosten. Daar kun je over nadenken terwijl je de klas opruimt.' Ze draaide zich om en liep voor de Congers de garderobe uit. Daarna liep ze met hen mee naar hun auto.
'Weet u zeker dat ze er niet ziek van wordt?' vroeg Jack terwijl hij het contactsleuteltje omdraaide.
Mevrouw Montgomery schudde haar hoofd. 'Ze gaat misschien overgeven, maar dat is ook alles.' Ze bleef hen nawuiven toen ze wegreden, daarna draaide ze zich om en liep het gebouw weer in. Ze was van gedachten veranderd en ging Philip helpen met opruimen.
Rose, die een nu rustige Sarah op schoot had, probeerde net de gebeurtenissen van die middag uit haar gedachten te bannen toen het overgeven begon. Ze was er eerst niet zeker van of het wel door zou zetten; ze voelde haar dochter een paar keer in elkaar krimpen, maar daarna lag Sarah weer stil in haar moeders armen. Toen, zonder waarschuwing, begon het ineens.
De gelige vloeistof stroomde uit Sarah's mond in haar schoot en op haar moeders wollen broek. Rose voelde de warmte van het braaksel op haar benen toen het haar broek doorweekte. Hoewel ze niet keek, voelde ze dat Jack opzij keek om te zien wat er aan de hand was.
'Niet kijken,' zei ze kortaf. 'Houd je ogen op de weg en zorg dat we zo snel mogelijk thuis zijn. Mevrouw Montgomery zei dat dit kon gebeuren.' Ze probeerde haar tasje te bereiken om er de papieren zakdoekjes die ze altijd bij zich had uit te halen, toen de tweede stroom volgde. Toen ze steeds meer braaksel over haar benen voelde lopen besefte ze dat zakdoekjes zinloos waren. Daarom gebruikte ze haar vrije hand nu om het raampje open te draaien.
De koude lucht sloeg haar in het gezicht en deed de walgelijke zoetzure lucht van het braaksel nog beter uitkomen. Rose moest tegen haar eigen misselijkheid vechten. Toen had Jack zijn raampje ook open en kreeg ze meer frisse lucht. Pas toen Sarah weer begon over te geven besefte Rose dat ze iets doms hadden gedaan. Het raam stond open, en Sarah probeerde het te bereiken.
'Lieve God, dit kan niet waar zijn,' zei Rose tegen zichzelf toen ze het mengsel van ijskoude lucht en warm braaksel op haar gezicht voelde. Ze was er nu zeker van dat ze de strijd tegen haar eigen misselijkheid ging verliezen en probeerde wanhopig Sarah's gezicht uit het raampje te houden.
Het meisje huilde nu, en Rose raakte in paniek toen ze bedacht wat er zou kunnen gebeuren als Sarah zich in haar eigen braaksel verslikte.
'Jack,' zei ze. 'Ik denk dat je beter kunt stoppen. Niet kijken. Je moet stoppen.'
'Vlak voor ons is een parkeerplaats. Haal je dat?'
'Ik zal wel moeten,' zei ze.
Ze voelde hoe de auto vaart vermeerderde en daarna naar rechts zwenkte, waar hij met gierende remmen tot stilstand kwam. Ze had het portier al open voor ze waren gestopt. Ze sprong naar buiten en zette Sarah op het asfalt van de parkeerplaats neer. Ze had zelf net tijd om een stuk kale grond te bereiken voor het kokhalzen begon. Diep ongelukkig stond ze met haar voorhoofd tegen een boom geleund, terwijl haar eigen braaksel over haar benen golfde en zich met dat van Sarah vermengde. Na een paar minuten was het voorbij.
Ze liep terug naar de auto, en zag door haar betraande ogen dat het voor haar dochter nog niet voorbij was.
Sarah zat als een hoopje ellende op de plek waar Rose haar had achtergelaten, en het overgeven was opnieuw begonnen. Wanhopig zocht Rose naar haar man, en even leek het dat hij verdwenen was. Maar toen zag ze hem uit het herentoilet komen met een natte papieren handdoek in zijn hand. Hij bemoeide zich niet met haar en liep rechtstreeks op Sarah af. Hij knielde neer en begon haar gezicht met de druipende handdoek af te vegen. Rose bleef even zwijgend naar het tafereel staan kijken en begaf zich vervolgens naar het damestoilet.
Ze liet het koude water een hele tijd stromen en gooide het met handenvol in haar gezicht, alsof water de nachtmerrie die ze net had meegemaakt weg kon wassen. Tenslotte liep ze weer terug naar de auto.
Ze zagen mevrouw Goodrich op de veranda staan toen ze de oprijlaan indraaiden. De Congers keken elkaar aan en hun ogen hielden elkaar even vast. Er was plotseling een warmte tussen hen ontstaan die ze in geen jaar gevoeld hadden. Toen Rose iets zei had dat niets te maken met het vreemde feit dat mevrouw Goodrich hen stond op te wachten.
'Het spijt me zo,' zei ze zacht.
'Het geeft niets,' antwoordde Jack met een tedere klank in zijn stem. 'Ik ben blij dat ik nog ergens goed in ben, ook al is het dan alleen maar het verzorgen van mijn zieke vrouwvolk.'
Er sprak zoveel pijn en tederheid uit zijn ogen dat ze haar blik moest afwenden. Ze keek naar Sarah, die in haar armen in slaap was gevallen.
'Denk je dat ik een dokter moet bellen?' Ze verschoof Sarah's gewicht zodat het hoofd van het kind tegen haar schouder kwam te rusten.
'Als dat je geruststelt. Maar volgens mij is het nu wel voorbij. Ze heeft al die rommel eruit gegooid. Ik denk dat we zeker moeten wachten tot ze weer wakker is. Dan zien we wel verder.' Hij stopte voor het huis, stapte uit en liep om de auto heen om het portier voor zijn vrouw open te doen. Mevrouw Goodrich was van de veranda afgekomen en liep op hen toe, en ze bewoog zich zo snel als haar gezette gestalte en haar leeftijd haar toestonden. Toen Jack het portier opentrok bleef ze staan.
'Goeie God,' mompelde ze, terwijl haar ogen over Sarah, Rose, en het stinkende interieur van de auto dwaalden. Automatisch deed ze een paar stappen achteruit.
'Er is niets aan de hand, mevrouw Goodrich,' zei Rose, die voorzichtig uitstapte om de slapende Sarah in haar armen niet wakker te maken. 'We hadden wat problemen, maar die zijn nu voorbij.'
Mevrouw Goodrich nam de rommel zonder een spier te vertrekken in zich op. Als ze zich al afvroeg wat er gebeurd was, liet ze dat niet merken. 'Daar zal de tuinslang aan te pas moeten komen,' zei ze, en het klonk bijna als een beschuldiging.
'Hier zorg ik wel voor, mevrouw Goodrich,' begon Jack. 'We kunnen niet van u verlangen...'
'Ik heb wel ergere dingen schoongemaakt,' zei de huishoudster kortaf. 'Bovendien is er iets anders dat u moet doen.' Haar stem klonk zo scherp dat Jack meteen een en al aandacht was. Rose was met Sarah in het huis verdwenen.
'Iets anders? Wat dan?'
'Juffrouw Elizabeth,' zei de huishoudster. 'Volgens mij heeft ze ergens gespeeld waar ze niet mag komen.' Jack wachtte tot ze verder zou gaan en moest haar daar uiteindelijk toe aansporen.
'Nou,' zei mevrouw Goodrich. 'Ik zag haar nog niet zo lang geleden uit het bos komen. Ik weet niet waarom ik het denk, maar volgens mij heeft ze bij de dijk gespeeld. Ze ontkent dat natuurlijk.' Dat laatste kwam eruit op een toon die duidelijk maakte dat ze er na jarenlange ervaring van overtuigd was geraakt dat kinderen, ook al kon je het tegendeel bewijzen, altijd alles glashard zullen ontkennen.
'Elizabeth is meestal nogal eerlijk,' merkte Jack voorzichtig op. Hij wilde de oude vrouw niet tegen zich in het harnas jagen; als hij dat deed kon hij dat meestal aan het avondeten merken. Mevrouw Goodrich tuurde hem over de rand van haar bril strijdlustig aan.
'Dat weet ik ook wel, jongeman,' zei ze, en Jack wist nu al dat hij maar beter toe kon geven. Vanaf zijn vroegste jeugd was het altijd zo geweest dat mevrouw Goodrich onvermurwbaar was als ze hem 'jongeman' begon te noemen.
'Toch vind ik dat u haar onder handen moet nemen,' vervolgde ze. 'Ze weet dat ze het bos niet in mag, laat staan dat ze in de buurt van de dijk mag komen. En ik weet zeker dat ze in het bos geweest is. Ik heb haar eruit zien komen.'
'Goed,' zei Jack. 'Ik zal met haar praten als ik me opgeknapt heb. Waar is ze?'
'Op het veld,' zei mevrouw Goodrich zuur, daarmee aangevend dat, wat haar betreft, het veld bijna net zo erg was als het bos of de dijk. Ze wees in de verte en Jack, die haar hand met zijn ogen volgde, zag zijn oudste dochter. Ze zat op haar hurken en leek iets te bekijken.
Hij begon in de richting van het huis te lopen maar toen hij de boze blik zag die mevrouw Goodrich hem toewierp, richtte hij zijn schreden naar het veld.
'Dat soort dingen moet je niet uitstellen,' hoorde hij de huishoudster achter zich mompelen.
Elizabeth zag hem pas toen hij haar op een paar meter genaderd was. Ze keek zo plotseling op dat het leek of ze iets gehoord had, maar Jack wist zeker dat hij geen geluid gemaakt had. Toen ze hem zag brak er een glimlach op haar gezicht door, en Jack voelde zich meteen stukken beter. Hij stond stil, en ze bleven elkaar een paar seconden zwijgend aankijken. Met haar haar los leek Elizabeth meer dan ooit op het meisje van het schilderij.
'Hoe gaat het met mijn lievelingsdochter?' zei hij toen hij de stilte verbrak.
'Ben ik dat?' zei ze, en haar glimlach werd nog stralender. 'Dan vind ik dat je dit wel verdiend hebt.'
Ze bukte zich, en toen ze weer overeind kwam had ze een boterbloem in haar hand. Ze rende naar hem toe om hem de bloem te geven.
'Dank je,' zei hij.
'Hebben jullie Sarah meegenomen?' vroeg Elizabeth. Hij knikte, en toen Elizabeth zich omdraaide en naar huis begon te lopen, riep hij haar terug.
'Wacht eens. Heb je geen tijd voor je lievelingsvader?'
Elizabeth kwam terug. 'Ik dacht alleen maar...' begon ze.
'Je hoeft je niet te haasten,' zei Jack. 'Sarah voelde zich niet lekker op de terugweg, en je moeder is haar aan het wassen. Het is niets ernstigs,' voegde
hij er haastig aan toe toen Elizabeths gezicht begon te betrekken. 'Ze heeft iets verkeerds gegeten. En toen had ze een ongelukje op de terugweg.'
'Bah!' zei Elizabeth. 'Stinkt de auto erg?'
'Mevrouw Goodrich is hem aan het schoonmaken. Ze vindt dat ik met je moet praten.'
'Dat dacht ik wel,' zei Elizabeth. 'Ze denkt dat ik vandaag bij de dijk ben geweest.'
'Klopt dat?' Jack zei het zo nonchalant mogelijk.
'Nee,' zei ze. 'Ik ben er niet geweest. Ik weet niet waarom ze dat denkt.'
'Ze zegt dat ze je uit het bos heeft zien komen.'
'Dat weet ik,' zei Elizabeth. 'En ik weet ook niet waarom ze dat denkt. Ik ben niet in het bos geweest.'
'Was je erbij in de buurt?'
Elizabeth knikte. 'Ik dacht dat ik Cecil zag en ik ging hem achterna. Maar ik geloof dat het Cecil toch niet was. Het leek wel zo, maar toen hij op het punt stond het bos in te gaan maakte hij een sprongetje. Ik denk nu dat het een konijn was.'
'Hoe kon je een konijn voor Cecil aanzien?' vroeg Jack. 'Van al de on-konijnachtige katten die ik ken is Cecil wel de minst konijnachtige.'
'Ik heb geen idee,' zei Elizabeth. 'Maar hij leek echt op Cecil tot hij dat sprongetje maakte.'
'Nou, ik ben blij dat hij dat heeft gedaan,' zei haar vader. 'Anders was je hem misschien achterna gegaan en het bos ingelopen.'
'Ik had het toch wel gezien,' zei Elizabeth. Ze zweeg even en zei toen: 'Papa, waarom mag ik niet in het bos of op de dijk spelen?'
'Omdat het daar gevaarlijk is,' zei Jack op een toon die aangaf dat hij er niet verder op in wilde gaan. Maar Elizabeth liet zich niet afschepen.
'Maar pap, ik ben al dertien, en ik kan best op mezelf passen. Ik snap niet waarom de dijk gevaarlijker is dan de steengroeve, en daar mag ik altijd naar toe.'
'Ik zie ook liever dat je daar wegblijft,' zei Jack.
'Maar waarom?' drong Elizabeth aan. Toen er geen antwoord kwam zei ze: 'Komt dat door Anne Forager?'
'Anne Forager?' zei Jack behoedzaam.
'Alle kinderen hebben het erover. Ze zeggen dat er iets afschuwelijks met haar gebeurd is. Op de dijk. Is dat waar?'
'Ik weet het niet,' zei Jack naar waarheid. 'Ik vraag me af of er wel iets met haar gebeurd is, en als dat zo is, betwijfel ik of het daar gebeurd is. In ieder geval heeft dat niets met jou te maken. Het is gewoon gevaarlijk op de dijk.'
'Niet gevaarlijker dan bij de steengroeve.'
Jack schudde zijn hoofd. 'Als je bij de steengroeve uitglijdt heb je in ieder geval nog een kans. Dan kom je in diep water terecht, en je kunt zwemmen. Bij de dijk kom je niet in water terecht, maar op de rotsen of in de branding. En dat is heel iets anders.'
'Misschien heb je wel gelijk,' zei ze. Daarna keek ze hem aan, en hij zag
een ondeugende twinkeling in haar ogen. 'Maar over vijf jaar ben ik achttien. En dan ga ik kijken hoe het op de dijk is, en kun je me niet tegenhouden.'
'Dat is pas over vijf jaar,' zei Jack. 'Misschien ben je dan wel van gedachten veranderd.'
'Vast niet,' verzekerde Elizabeth hem. Toen gleed haar hand in de zijne, en samen liepen ze naar huis terug.
Het avondeten begon heel rustig bij de Congers. Omdat ze rekening wilde houden met de gevoelige magen van Rose en Sarah had mevrouw Goodrich een luchtige omelet klaargemaakt, en ze had de verleiding kunnen weerstaan om hem te laten aanbakken. Er werd weinig gepraat, en als er wat gezegd werd waren het hoofdzakelijk bemoedigende opmerkingen die tegen Sarah gemaakt werden. Sarah leek ze niet te horen; ze concentreerde zich op haar bord en stopte kalm de ene vork vol omelet na de ander in haar mond. In Elizabeths ogen was Sarah net zo als ze anders was.
Mevrouw Goodrich ruimde af en zette het nagerecht op tafel.
'Alweer?' zei Elizabeth.
'Hmm?' zei Rose, terwijl ze haar aandacht van Sarah op het oudere meisje richtte. Elizabeth glimlachte tegen haar.
'Ik zei "alweer". We hadden vandaag op school dezelfde pudding. Alleen is deze lekkerder.'
'Oh?' zei Rose. Maar ze was niet echt geïnteresseerd en had haar aandacht alweer bij Sarah. 'Hoe was het op school?'
'Niet slecht. We kregen ons geschiedenisproefwerk terug. Volgens mij heeft meneer Friedman een fout gemaakt. Ik had een tien.'
Deze keer keken zowel Rose als Jack naar Elizabeth, en ze kon aan hun gezichten zien hoe blij ze waren. Maar voor ze iets hadden kunnen zeggen werd de rust verstoord door een vreselijke gil.
Elizabeth keek naar haar zusje, en was nog net op tijd om een schaaltje pudding te ontwijken dat Sarah naar haar hoofd toe slingerde. Het glazen schaaltje sloeg tegen de muur achter Elizabeth aan stukken, maar het geluid van het versplinterde glas werd overstemd door het gegil en gejammer dat Sarah voortbracht.
Met een van woede vertrokken gezicht graaide Sarah naar al het bestek dat binnen haar bereik lag, en even later lag het door de hele kamer verspreid. Een van de zware zilveren messen ging dwars door een ruit van de openslaande deuren heen en kwam kletterend op de veranda terecht. Met een steeds harder wordende stem bleef Sarah gillen en wild met haar armen over de tafel maaien, op zoek naar andere voorwerpen om mee te gooien.
Rose zat verstijfd op haar stoel naar Sarah te staren. Sarah was zo kalm geweest en nu... Ze begon langzaam overeind te komen toen ze Sarah het tafelkleed zag omklemmen. Ze probeerde zich voor te bereiden op de ravage die onvermijdelijk was als haar dochter haar plan uit zou voeren.
En toen, boven het lawaai van Sarah's stem uit, hoorde ze Jack schreeuwen.
'In godsnaam!' schreeuwde hij. 'Haal haar hier weg!'
Rose sperde haar ogen wijd open, maar de hardheid waarmee zijn woorden aankwamen leken haar van haar stoel los te weken. Zonder een woord te zeggen nam ze Sarah in haar armen, terwijl ze er op de een of andere manier in slaagde om het tafelkleed uit haar vingers te trekken, en droeg haar de kamer uit. Toen ze langs Jack liep voelde ze meer dan dat ze zag dat Jack vermoeid in zijn stoel ineen zakte.
Het was ineens stil in de eetkamer. Jack had er duidelijk geen behoefte aan om zijn mond open te doen, en Elizabeth wist niet goed wat ze moest zeggen. Toen deed Jack zichtbaar een poging om zich te vermannen.
'Het spijt me,' zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen Elizabeth. 'Iedere keer als ze zo iets doet krijg ik een afschuwelijk gevoel. Ik krijg het gevoel dat ik haar gek gemaakt heb.' Hij begon zachtjes te huilen.
'En dat heb ik waarschijnlijk ook gedaan,' mompelde hij. Toen liep hij ook de kamer uit en bleef Elizabeth ineens alleen achter.
Ze bleef een hele tijd stil zitten, alsof ze niet gehoord had wat haar vader zei en de chaos om zich heen niet opmerkte. Toen ze zich eindelijk bewoog, begon ze de rommel op te ruimen. Ze ruimde eerst de tafel af en begon toen de vloer en de muur schoon te maken. Ze bewoog zich langzaam en omzichtig, alsof ze met haar gedachten niet bij haar werk was. Toen ze klaar was keek ze de kamer rond.
'Ik was er zo zeker van dat het Cecil was,' zei ze, zonder zichtbare aanleiding. 'Maar dat kan haast niet.' Ze zweeg even en zei toen tegen de lege kamer: 'Ik wou dat hij thuisgekomen was.'
En toen liep ook Elizabeth de eetkamer uit.
Het zou een willekeurige toeschouwer niet zijn opgevallen dat er iets aan de hand was toen ze aan de ontbijttafel zaten. Misschien was het ene kind - de jongste - veel stiller dan het andere, maar dat komt in meer gezinnen voor. Alleen een hele opmerkzame toeschouwer zou de spanning bemerkt hebben die om hen heen hing, alsof ze iets probeerden te vermijden. Wat ze inderdaad ook deden.
Rose Conger probeerde het tegen beter weten in gezellig te maken, en deed haar best om de stilte te vermijden die hen sinds Sarah niets meer zei steeds vaker leek te overvallen. Maar ze wist dat er niemand naar haar luisterde. Ze kon zien dat Jack, verscholen achter zijn krant, zich wanhopig op het nieuws probeerde te concentreren. En ze wist dat Elizabeth meer bezig was met het voeren van Sarah dan dat ze naar haar moeder luisterde.
'En natuurlijk,' babbelde Rose opgewekt verder, 'hebben ze een zoon.' Ze wachtte op een reactie, maar die kwam niet. Ze zei, nu iets harder: 'Een zoon van veertien.' Opgelucht merkte ze op dat haar oudste dochter ineens belangstelling begon te tonen.
'Wie hebben een zoon?' vroeg Elizabeth, terwijl ze het mes weglegde waarmee ze Sarah's worstjes in plakjes had gesneden.
'Je hebt helemaal niet geluisterd. De nieuwe buren. Als je niet zo met je aandacht ergens anders bij was geweest, had je me gehoord.'
Elizabeth glimlachte schaapachtig. 'Het spijt me,' zei ze, met een grijns die duidelijk maakte dat ze het meer voor de vorm zei dan omdat ze het meende. 'Vertel me nou niet dat het je gelukt is om het oude huis van de Barnes te verkopen.' Ze trok een gezicht. 'Ik heb een hekel aan dat huis. Wie zou daar nou willen wonen?'
'Er komt een gezin in,' zei Rose, die zonder dat ze het merkte het tafelkleed zat glad te strijken. 'Een architect en een schilderes. Ze hebben een zoon. Hij heet Jeff.'
'Een jongen,' zei Elizabeth met een gilletje. 'Een echte jongen! Hoe ziet hij eruit?'
'Ik weet zeker dat hij verschrikkelijk knap is,' antwoordde Rose. 'Zijn buurjongens niet altijd knap?'
Elizabeth bloosde, en dat zette Rose aan het denken. Ze besefte ineens dat ze Elizabeth altijd behandeld had als iemand die ouder was. Ze moest
zichzelf er weer aan herinneren dat ze nog maar dertien was, en dat dertienjarige meisjes natuurlijk nogal snel blozen als het gesprek over jongens gaat.
'Eerlijk gezegd weet ik niet hoe hij eruit ziet. Maar daar komen we dit weekend wel achter. Carl en Barbara - dat zijn de nieuwe buren,' voegde ze er voor Jack aan toe, die eindelijk de krant had weggelegd, 'Carl en Barbara Stevens komen vanmorgen hierheen, en ik was van plan om de rest van de dag met hen door te brengen.' Jack keek haar met een vragende blik aan.
'Nou ja,' zei Rose een beetje ongemakkelijk. 'Omdat de Barnes er niet meer zijn moet iemand anders hun vertellen hoe het huis in elkaar zit. Bij zo'n soort huis is dat zeker nodig.' Ze zag dat Jack haar met enige twijfel aankeek.
'Goed dan,' zei ze, terwijl ze haar servet neerlegde. 'Ik ben ook gewoon een nieuwsgierige buurvrouw en wil meer van ze te weten zien te komen. Tot nu toe vind ik ze aardig en het lijkt me leuk om buren te hebben die ook je vrienden zijn. Het lijkt me domweg fijn om een stel aardige mensen zo dicht in de buurt te hebben dat je onverwachts bij elkaar aan kunt wippen, en ik ben van plan dat te stimuleren.'
'Nou,' zei Jack, terwijl de twijfel op zijn gezicht zich scheen te verdiepen. 'Ik vraag me af of dat zo'n goed idee is.' Rose zag dat hij onbewust even in Sarah's richting keek. Het gebeurde zo snel dat ze zeker wist dat hij niet gemerkt had dat hij het deed, maar ze wist ook zeker dat ze het zich niet verbeeldde. Ze besloot de koe bij de horens te vatten. Ze begon haar servet in steeds kleinere vierkantjes te vouwen.
'Ik zie geen reden om als kluizenaars te leven,' zei ze langzaam. 'En als die er wel is, mag jij me die vertellen.'
Alle kleur begon uit Jacks gezicht weg te trekken, en hij staarde zijn vrouw aan.
'Ik... ik zou denken... begon hij. Toen verviel hij in een ongemakkelijk stilzwijgen.
'Ik zou denken dat we niet moeten vergeten in welke eeuw we leven,' zei Rose beslist. 'Het is geen schande om een dochter te hebben die naar White Oaks School gaat. Als jij dat wel vindt is er met jou meer mis dan met Sarah.' Ze zweeg toen ze zag dat Jack een blik op Elizabeth wierp, die aandachtig naar haar moeder zat te luisteren. Rose besloot om haar haar mening te vragen.
'Wat vind jij ervan?' vroeg ze.
'Waarvan?' vroeg Elizabeth, die niet zeker wist welke richting het gesprek zou uitgaan.
'Nou,' zei Rose, die tevergeefs de goede woorden probeerde te vinden. 'Van Sarah, bedoel ik.'
Elizabeth keek haar moeder recht in de ogen - bijna beschuldigend, dacht Rose. Ze leek het ergens moeilijk mee te hebben, en de tranen stonden haar in de ogen. Toen ze eindelijk haar stem vond, begon ze meteen te huilen.
'Ik vind,' zei ze, terwijl ze met een kuchend geluidje haar snikken probeerde te bedwingen, 'dat we geen van allen mogen vergeten dat Sarah niet doof is. Ze praat dan wel niet, maar ze hoort alles.' Ze keek haar moeder een tijdje smekend aan en wendde zich toen weer tot Sarah. 'Kom Sarah,' zei ze. 'We moeten ons voor school gaan klaarmaken.' Ze nam Sarah bij de hand en liep met haar de eetkamer uit. Jack en Rose keken hen zwijgend na.
'De oprechtheid van kinderen...' zei Jack zacht. Toen zag hij dat de tranen over zijn vrouws wangen stroomden. Hij stond op en knielde naast haar neer. Ze verborg haar gezicht tegen zijn schouder, en haar hele lichaam schokte van het huilen.
'Wat moeten we doen Jack?' zei ze in zijn oor. 'Door haar voel ik me soms zo beschaamd. Dan schaam ik me zo verschrikkelijk. En ze is nog maar dertien.'
Jack klopte haar troostend op haar rug. 'Ik weet het, schat,' zei hij. 'Ik weet het. Ik denk dat kinderen het soms wat makkelijker hebben. Ze kunnen de dingen accepteren zoals ze zijn. En wij willen er altijd tegen vechten.'
'Waartegen?' Rose keek op. Hun ogen ontmoetten elkaar en even voelden ze zich heel sterk met elkaar verbonden, een gevoel dat Rose zich alleen maar uit de beginjaren van hun huwelijk kon herinneren.
'Het leven,' zei Jack. 'Zou het niet heerlijk zijn als we eens ophielden met tegen het leven te vechten?'
Rose knikte. 'Maar dat kunnen we niet, hè?' Jack gaf geen antwoord, maar dat had Rose ook niet verwacht.
Even later ging Rose naar haar dochters toe. Elizabeth was al aangekleed en was bezig Sarah's donkere, dikke haar te borstelen. Sarah zat rustig voor de spiegel, en Rose kon niet zeggen of ze naar Elizabeth keek. Dat kon best zo zijn, maar het was ook mogelijk dat ze zich helemaal afgesloten had, en bezig was met iets dat totaal niets te maken had met deze kamer, haar zusje, of haar leven in het huis op de Point.
'Heb je nog iets nodig voor ik wegga?' vroeg Rose.
Elizabeth keek glimlachend naar haar op. 'Wat extra geld voor in de pauze?' vroeg ze opgewekt. Rose schudde haar hoofd. Elizabeth kwam overeind. 'Zo,' zei ze. 'Wat vind je ervan?' Rose zag dat de speldjes die Elizabeth in haar zusjes korte, glanzende haar had vastgezet niet bij elkaar pasten en dat de scheiding scheef liep, maar ze besloot om er niets van te zeggen.
'Wat vindt Sarah ervan?' vroeg ze op haar beurt.
'O, ze vindt het prachtig,' zei Elizabeth. 'Zo valt haar haar niet in haar gezicht.'
'Dat lijkt me heel prettig,' zei Rose glimlachend. 'Kun je dat met mijn haar ook doen?'
'Natuurlijk,' zei Elizabeth enthousiast. 'Nu meteen?'
Rose begon te lachen. 'Een andere keer. Ik heb nu geen tijd, en jij ook niet. Morgen misschien,' voegde ze eraan toe, toen ze de teleurstelling in Elizabeths ogen zag. 'Krijg ik een kus?'
Elizabeth liep naar haar moeder toe en hief haar gezicht op om gekust te worden. Rose omhelsde haar snel en liep naar de toilettafel toe, waar Sarah nog steeds in de spiegel zat te staren, ogenschijnlijk naar haar nieuwe kapsel. Rose knielde neer en sloeg haar armen om Sarah heen.
'Ik hoop dat je een prettige dag hebt, liefje,' fluisterde ze. Ze kuste het meisje verscheidene malen en trok haar nog eens extra dicht tegen zich aan. Tot vanmiddag,' zei ze.
Toen ze weer beneden was liep Rose de keuken binnen om mevrouw Goodrich te spreken. De huishoudster keek haar vragend aan.
'Is Cecil al terug?' vroeg Rose.
Mevrouw Goodrich schudde haar hoofd.
'Wilt u me een plezier doen en vandaag naar hem uitkijken?'
'Katten kunnen heel goed voor zichzelf zorgen. Hij komt wel terug als hij daar zin in heeft,' zei de oude vrouw.
'Dat geloof ik graag,' zei Rose droog. 'Maar wilt u toch naar hem uitkijken? De kinderen missen hem. Misschien zit hij ergens opgesloten.'
'Dan moet toch eerst iemand hem opgesloten hebben,' zei mevrouw Goodrich prompt. Maar daarna werd ze wat vriendelijker. 'Goed. Gaat u nu maar, ik vind hem wel.'
Rose glimlachte dankbaar en ging op zoek naar haar man. Jack was echter al vertrokken.
In de keuken ging mevrouw Goodrich verder met het vullen van de vaatwasmachine. Ze was ervan overtuigd dat geen machine een bord zo schoon kreeg dat je ervan kon eten, maar ze gebruikte hem toch. Ze deed domweg de vaat eerst zelf, waarna ze hem in de machine stopte zonder er een afwasmiddel aan toe te voegen. Ze nam aan dat de machine goed genoeg was om de vaat te spoelen, zeker omdat ze dat zelf ook nog een keer deed. Ze deed de deur dicht en zette de machine aan. Al die herrie, dacht ze. Het is een wonder dat niet alles breekt. Toen hoorde ze boven het lawaai van de machine uit een ander geluid, en dat kwam van voor uit het huis. Ze liep naar de keukendeur, opende die op een kier en luisterde.
'Nee, Sarah,' hoorde ze Elizabeth zeggen. 'Je kunt niet met me mee. Je moet op het busje wachten.'
Mevrouw Goodrich hoorde Sarah huilen en liep de gang in.
'O, Sarah,' zei Elizabeth, nu wat harder. 'Ik zou het leuk vinden als je met me mee kon, echt waar, maar het kan gewoon niet. Je hoeft nog maar een paar minuten te wachten.' Sarah begon nog harder te jammeren. 'Sarah, laat me los. Ik kom te laat als ik nu niet wegga.'
Toen mevrouw Goodrich in de vestibule verscheen probeerde Elizabeth zich manmoedig uit Sarah's greep te bevrijden. Het jongere meisje hield met beide handen Elizabeths pols omklemd, en het lukte Elizabeth niet om los te komen. Iedere keer als ze een hand had losgemaakt greep de andere haar opnieuw vast. Ze zag mevrouw Goodrich en gebaarde haar zich te haasten.
'Help,' zei ze zo vrolijk mogelijk. 'Als u haar vasthoudt tot ik uit het gezicht verdwenen ben, wordt ze wel weer rustig.'
Mevrouw Goodrich pakte Sarah beet en hield haar stevig vast. Ondertussen trok Elizabeth haar jas aan. 'Schiet jij nou maar op,' zei de vrouw. 'Hoe eerder jij weg bent, hoe gemakkelijker het voor mij is. Niet dat ik er een hekel aan heb als je thuis bent,' voegde ze eraan toe.
'Dat weet ik,' zei Elizabeth met een grijns. 'Tot vanmiddag.'
Elizabeth deed de voordeur open, draaide zich om om naar Sarah te zwaaien, en trok hem achter zich dicht. Ze probeerde niet te luisteren toen Sarah haar stem verhief en in een luid gejammer uitbarstte. Ze concentreerde zich op de bomen langs de oprijlaan. Toen ze de Point Road bereikte had ze zichzelf er bijna van overtuigd dat Sarah nu opgehouden moest zijn met huilen.
Achter haar speelde zich ondertussen een vreemde strijd af. Sarah's woedende gekrijs vulde het hele huis, en ze probeerde zich met alle macht uit mevrouw Goodrichs greep los te wringen. Met een verbeten gezicht hield de oude vrouw het kind in toom, terwijl ze haar uiterste best deed om haar geen pijn te doen. Het leek haar zinloos om tegen Sarah te praten. Ze was ervan overtuigd dat het kind haar nooit boven haar eigen lawaai uit zou kunnen horen. Bovendien zou het de huishoudster extra inspanning kosten, en ze had al haar kracht nodig om Sarah in bedwang te houden.
Toen beet Sarah haar. De huishoudster voelde de tanden in haar hand, in het vlezige gedeelte net onder de duim. Ze hardde zich tegen de pijn en tilde Sarah op. Ze droeg het kind naar een raam en ging zodanig staan dat Sarah naar buiten kon kijken. Sarah hield op met jammeren.
Toen zette mevrouw Goodrich haar neer en bekeek haar hand. Ze bloedde een beetje, maar het was gelukkig niet ernstig.
'Het is lang geleden dat een kind zo iets bij me durfde te doen,' merkte mevrouw Goodrich op. Sarah, die door het raam naar de lege oprijlaan stond te kijken, draaide zich om en staarde de huishoudster aan. Toen de huishoudster de grote, lege bruine ogen naar haar omhoog zag staren voelde ze een golf van medelijden in zich opwellen. Ze ging langzaam op haar knieën zitten en sloeg haar armen om het kind heen. 'Maar je hebt er vast niets mee bedoeld, hè. En je hebt geen hondsdolheid, dus zo erg is het niet.' Ze bleef het kind vasthouden en troosten tot ze het busje de oprijlaan op hoorde rijden. Toen hees ze zichzelf weer overeind, nam Sarah bij de hand en ging terug naar de voordeur. Sarah bleef rustig staan toen mevrouw Goodrich haar haar jas aantrok en stribbelde ook niet tegen toen George Diller haar meenam naar het busje. Mevrouw Goodrich bleef bij de deur staan kijken tot het busje uit het gezicht verdwenen was. Ze zwaaide niet; ze was door het gevecht met Sarah behoorlijk moe geworden en bovendien betwijfelde ze of Sarah het wel zou zien. Toen de oprijlaan weer leeg was deed ze langzaam de deur dicht en trok zich terug in haar keuken, waar ze haar gewonde hand waste. Ze deed er jodium op, waarbij ze even haar gezicht vertrok, en verbond hem. Toen herinnerde ze zich de kat.